30 april 2014

Dichtbijfotografie: vanaf macro tot portret

Is er ooit een onderwerp geweest, wat de amateur zo aanspreekt als dit, vraagt de schrijver van het wervende tekstje op de achterkant zich af. Het antwoord luidt, in de volgende zin, als volgt: Wie kans ziet, zich de techniek van het dichtbij-fotograferen terdege eigen te maken, vindt hierin een nieuw, zeer uitgebreid terrein waarop hij niet raakt uitgekeken.

De wie is dus blijkbaar een man. Want er staat hij. Maar misschien is dat een algemene aanspreekterm en mogen ook vrouwen kiekjes maken, van dichtbij tot zeer nabij. Hans Borrebach zal er vast geen bezwaar tegen hebben, toen hij deze foto-pocket samenstelde. Een foto-pocket, zo noemt de uitgever dit kleine handzame boekje. Uitgeverij Veen kende een Hobby Serie en een serie met Amstel-Hobby Pockets. En in beide reeksen heeft Borrebach zijn fotoboeken uitgegeven.Veel fotoboeken, zouden het uiteindelijk worden. Als zichzelf en onder pseudoniem op de markt gebracht.

Dit omslag is weer iets anders van stijl en opmaak, dan de andere fotoboeken die ik van hem bezit. Het is goed te zien, dat Borrebach ook ontwerper was. Dit ziet er mooi, strak uit, met slechts twee steunkleuren. De hoofdstukken worden, in duidelijke blokletters in de gele band onderin omschreven. Spreekt zeer tot de verbeelding. Camera en brandpunt, accessoires, filmmaterialen, iedereen weet wat er mee bedoeld wordt. De hoofdstukken zelf zijn in het boekje nog onderverdeeld in alinea's. Steeds een paar alinea's per subonderwerp. En die subonderwerpen zijn dan weer cursief geschreven, waardoor het allemaal nog duidelijker leesbaar wordt. Portretten. Met persoonlijke ingreep. Portretten van mensen en dieren. Brandpunt en opnamehoek. 

Het boek is een centimeter of vijftien hoog en bevat slechts 104 pagina's. Hoe klein ook, het heeft een alfabetisch register, met pagina-aanduiding. Van Aansluitring (tussen-) op pagina 23, 55 tot en met Zwart-wit emulsie (film) op pagina 36. De trefwoorden worden zelfs tussen haakjes nog verder omschreven. In het midden van het boekje zitten een paar zwart / wit foto's op glanzend papier, voorzien van het nodige commentaar. En ook hier, waar nodig, duidelijke schema's. Lijsten van filters en afstandstabellen. Om het geheel te eindigen met een lijst van eerder verschenen werken van Borrebach, bij uitgeverij Veen. En wat er verder zoal in de Hobby-serie en Amstel Hobby Pockets verschenen was.

Toch best een overzichtelijke, duidelijke tijd, de jaren zestig. Als ik dit boekje moet geloven. En schrijver / tekenaar / fotograaf / ontwerper Borrebach zou beslist ook een goede documentalist zijn geweest, als hij had gewild. Want hij weet het allemaal heel overzichtelijk en duidelijk te formuleren en te presenteren. Zodanig, dat je er vijftig jaar later nog steeds met plezier doorheen kunt bladeren.

21 april 2014

Ik zou zo graag...

Joecky van Arkel - voluit Jacqueline, maar zo noemt haar vader haar alleen als hij iets ernstigs met haar te bespreken heeft - is negentien jaar. Ze heeft een jaar geleden eindexamen gedaan en sindsdien lummelt ze maar een beetje rond. Vader is advocaat en procureur, moeder schrijft en broer studeert voor arts. Er is geld genoeg voor een dienstbode en een mooi huis in Den Haag.

Er is een vriendin die ze al vanaf de kleuterschool kent, Guus. Met haar drinkt ze thee en snoept ze bonbons. Guus werkt als privé secretaresse en is helemaal weg van haar chef, meneer De Faille. Die zich met een freule heeft verloofd en er ook mee trouwt.

Broer Wim heeft verkering met een Haagse nuf, zoals Joeky het noemt. Gelukkig ziet hij dat zelf ook bijtijds in en verlooft hij zich aan het eind van het verhaal alsnog met Guus. Volgens beproefd Koen-Conrad recept. Anneke verlooft zich met de broer van vriendin Ineke, Tineke verlooft zich met de broer van vriendin Loes, Sylvia verlooft zich met de broer van vriendin Tonia.

Halverwege het verhaal komt er nog een nichtje over uit Amerika en met haar komen de fatterige boemelstudenten ook weer om de hoek kijken. Niet bepaald voor het eerst. Er wordt gezeild. Ook eerder gelezen. Al is het dan nog niet eerder voorgekomen, dat er een zeilboot in de oorlog voor eten is verkocht, zoals de vader van Guus in dit verhaal wel blijkt te hebben gedaan.

Joeky moet haar best doen om een baantje te vinden, maar gelukkig heeft ze een invloedrijke vader, met talloze relaties. Zo probeert ze het even als reclame actrice, daarna als journaliste en ook nog even als telefoniste. Uiteindelijk wordt het een verloving. Met buurjongen en musicus Frederik, die ze eigenlijk altijd maar heel vervelend vond. En er is nog iets van een studie, die ze wil gaan volgen. Maar dat die niet af komt, is niet erg, want ze is toch al zo goed als verloofd.

Een erg van de hak op de tak spring verhaal, is dit geworden. Dat nichtje uit Amerika, daar wist de schrijfster niet zo goed raad mee. Uiteindelijk blijkt er dan een verloofde aan de andere kant van de oceaan te zitten, maar die kwam zo maar uit de lucht vallen. Net zoals die van Guus en Wim, of die van Joecky zelf. Dit keer geen nachten en dagen van twijfel. Ook geen hoofdpersonen die uitblinken in het huishouden, zodra dat nodig is, bij zus of moeder. Ook geen vriendin of bekende, die er voor zorgt, dat ze voldoening vindt als verpleegster, of zoiets.

Ik zou zo graag...  is vooral hap-slik-weg. Elk hoofdstuk zijn eigen verhaaltje. Dat vormt dan samen weer een nieuw West-Friesland boek, van de gevierd schrijfster Netty Koen- Conrad.  In twee edities, 1957en 1963. Met illustraties van Hans Borrebach.

06 april 2014

Groot nieuws op Picadero

Helen Taselaar zou zich uiteindelijk gaan toeleggen op streekromans. Dat was althans haar bedoeling, maar bij mijn weten bleef het maar bij één. Dat ze streekromans wilde gaan schrijven, of misschien was het wel de uitgever die bepaalde dat het eerder streekromans dan meisjesboeken waren geworden, die ze schreef, is in dit negende verhaal in de Picadero serie al wel te merken.

Het gaat over Thijs, de pleegzoon van Ymke en Erwin, inmiddels negentien jaar oud. Groot genoeg om verliefd te worden. Serieus verliefd, al zit hij dan pas in de zesde van het atheneum. De meeste mannen die Helen in haar verhaal naar voren laat komen zijn ouder en hebben al een baan. Thijs wordt verliefd op Inge, hulp in de huishouding bij Mariëtte en Joost. Inge is achttien en woont op kamers bij een leuke hospita. Naar school hoeft ze blijkbaar niet meer. Ze is betaald hulp in de huishouding. Als in de thuiszorg, maar eigenlijk ook weer niet. En als Inge een dagje verhinderd is, komt Gaby als haar vervangster. Alweer een naam die Helen eerder gebruikte. Als nichtje van Andrea.

Gaby is knap, lui en aast op Thijs. Daarmee is al meteen de jaloerse tegenpool geïntroduceerd. Men mag Gaby niet erg op Picadero, maar Inge wel. Die wordt al gauw in de familie opgenomen. Het is nog niet zo lang geleden dat Thijs uit onvrede bij zijn tante Door weg ging om bij Imke en Erwin te gaan wonen. Maar nu is hij al zo ver, dat hij een stuk beter met haar kan opschieten. Daar begint het verhaal dus richting streekroman te gaan. Want Thijs heeft geen moeder meer en hij weet niet wie zijn vader is. Inge vindt een half afgemaakte brief van zijn moeder aan zijn onbekende vader. Ze spreekt hem alleen met een voornaam aan. Mathijs. En dan weet tante Door wie hij is. Haar ex.

Natuurlijk komen ze er al snel achter waar vader Mathijs zich bevindt. Hij is een ongetrouwde kunstschilder. En natuurlijk willen hij en tante Doortje het alsnog samen proberen. Helen Taselaar spreekt over de tante als een 'oude vrouw'. Maar in het verhaal blijkt ze tien jaar ouder dan Thijs' moeder en die was zeventien toen ze zwanger werd. Zij was dus toen zevenentwintig. Thijs is nu negentien, dus tante is hooguit zevenenveertig. Zo oud is dat helemaal niet. 

Ondertussen heeft Gaby de wind van voren gekregen en berouw getoond. Te laat, natuurlijk, want ze komt er bij de Picadero clan niet meer in. Thijs en Inge uiteraard wel. En tante Doortje vast ook. Erwin en Imke hebben er helemaal geen moeite mee, dat Thijs zijn vader weer opgezocht heeft. Waarom zouden ze ook, ze hebben immers nu zelf een gezin. Joost wint nog even een wedstrijd met een nieuw paard, dat herhaaldelijk als het evenbeeld van Stranger wordt opgevoerd. Het onverwacht overleden superpaard komt het hele verhaal door zo vaak ter sprake dat het vervelend gaat worden.

Een stationsromannetje, aldus de recensie. Wat dat dan ook mocht zijn. Het kreeg in elk geval nog een vervolg. Alleen maar blijgezinde personages, zo staat er ook te lezen. Dat is niet helemaal waar, al is dat wel de sfeer die blijft hangen. Het boek eindigt met een uitgebreid happy end waarin alles voor iedereen goed afloopt. Bijna helemaal waar. Alleen voor Gaby loopt het dus niet zo goed af. Maar dat is de boze heks uit het sprookje. Daarvoor hoeft het ook niet goed af te lopen.