Hoe verzin je het
over oude boeken en de lol van het herlezen.
Zoek je iets?
Arja Peters (ps. van Chinny van Erven)
correspondentie
De klas van Tina (serie)
De Wildhof (serie)
Fietsclub 'Krap bij Kas' (serie)
Freddy Hagers (ps. van G. Betlem)
Goud-Elsje (serie)
Hans Borrebach (auteur)
Hans Borrebach (ill.)
Helen Taselaar
Herry Behrens (ill.)
Herson (is ps. van Herry Behrens; ill.)
huishoudboeken
Ik kan serie
Inge Neeleman (is pseud. van Helen Taselaar)
Jeugdhotel De Witte Hengst (serie)
Kluitman Jeugdserie
Manege Picadero (serie)
Max de Lange-Praamsma
meisjesroman
Mien van 't Sant
Netty Koen-Conrad
Prisma boeken (serie)
Rie Reinderhoff (ill.)
Sanne van Havelte
Sneeuwbalserie
Uitgeverij De Eekhoorn
uitgeverij Elsevier
uitgeverij Van Holkema en Warendorf
Uitgeverij West-Friesland
Witte Raven Jeugdpockets
woninginrichting
Zonne-reeks
Zonnebloem serie
Over mij
- Marieke
- Omdat oude boeken nog steeds leuk zijn om te lezen, maar omdat er meer is om over te schrijven. Sinds kort dus naast boeken ook oude spullen met een verhaal.
25 april 2019
Daar zit een verhaal in
Maandag was het Tweede Paasdag en bij wijze van ritje met onze oldtimer, zette ik weer eens koers naar Bredevoort. De boekenmarkt bleek er nog steeds te bestaan, werd zelfs her en der aangekondigd. Er zou dit keer ook een rommelmarkt zijn. De de route er naar toe was mooi, dat wist ik me nog wel te herinneren. Van de beide markten stelde ik me ondertussen niet veel meer voor. In elk geval van de boekenmarkt niet. Die had ik al een paar jaar geleden voorgoed afgeschreven als te klein en waardeloos aanbod. De rommelmarkt kende ik nog niet. Misschien viel die mee.
Alles wat ik me bedacht had, kwam uit. De omgeving was inderdaad mooi, het weer was prachtig. De boekenmarkt bleek niet eens meer slecht. Het was eigenlijk het vermelden niet eens meer waard. Dat er voor zoiets nog reclame wordt gemaakt. De tijden van files rondom het dorp, verkeersregelaars, parkeerplaatsen in het weiland, straten vol kramen en heel veel antiquariaten aan huis zijn al lang voorbij. Dat wist ik wel. Maar dit was gewoon gênant. Soms moet je iets gewoon ook niet meer doen.
Dertig kramen, hooguit. En dan ook nog met meuk. € 4 voor een deeltje Kameleon en 3 voor € 10. Dezelfde titels zag ik laatst nog in stapels bij de kringloop liggen voor € 0,50 per stuk. Twaalf jaar geleden schreef ik ze af bij de bieb. Ze lagen voor € 1 te koop en niemand wilde ze hebben. En nee. Niet weer Arendsoog. Geen gebonden columns van Youp van t Hek, geen Jan, Jans en de Kinderen en alsjeblieft, laat die Suske en Wiskes thuis. Er was geen boek onder de € 2 te koop, zo bleek. Ook niet bij die paar antiquariaten die nog over waren. Alsof er prijsafspraken waren gemaakt.
Binnen tien minuten had ik het gezien. De rommelmarkt over duurde niet veel langer. Het van dik hout zaagt men planken werk. Een stuk of wat handelaren installeren zich met kratten en bananendozen vol van alles en het interesseert ze niet of ze het verkopen of niet. Meestal verkopen ze niets. Want ze hebben dingen die niemand wil hebben. Zouden ze dat zelf ook niet beseffen?
In een krat stuitte ik op een aantal oude ringbandjes, gevuld met gelinieerd papier. 17-rings, ik had ze vroeger zelf ook. Er zaten ansichtkaarten in geplakt, met de geschreven tekst naar beneden. Daaronder, in een dameshandschrift, de tekst van de achterzijde, plus een omschrijving. Dit was iemand die van al haar vrienden, familie en bekenden, de post had bewaard en zorgvuldig gedocumenteerd. Tot in de jaren negentig. Er lag ook nog een klein schrift tussen, een plakboek van een reisje naar Heiloo.
'Vast iemand die het land nooit uit is geweest', zei een bezoekster, die me geboeid zag lezen. 'En een beetje weg kon dromen, bij de reizen die anderen maakten.' Ik knikte instemmend. Zoiets moest het zijn. 'Schrijvers zien er een verhaal in.' zo zei ze verder. Ja, gaf ik toe. Zo had ik het dus ook gezien. Voer voor een verhaal. Toch heb ik de ringbandjes niet gekocht. Al hielden ze me nog wel de rest van de dag bezig. Zulke persoonlijke verhalen, zo maar hop in een krat voor de handel. Bijna heiligschennis. De samenstelster is waarschijnlijk al lang overleden. Ik hoop het maar.
21 februari 2019
De meisjesboekenscriptie
Ooit zouden we nog eens een onderzoek doen naar de jaren vijftig, de positie van de vrouw en in welke mate het meisjesboek daar een goede afspiegeling van was. Over dat voornemen, dat ik samen met een toenmalige vriendin had, heb ik al vaker geschreven.
Als studenten aan de bibliotheekopleiding hielden we onze verzameling allebei al op een kaartsysteem bij. Uiteraard vaktechnisch zo goed mogelijk. Voor dat onderzoek, dat we ooit wilden gaan doen, begonnen we onze verzamelingen meisjesboeken uit te breiden met allerlei andere boeken voor vrouwen uit die tijd. Etiquette, kookboeken, hobbyboeken, enzovoort. Zo wilden we een beter beeld krijgen van waar we naar zochten. Op de keerzijde van de cataloguskaartjes begonnen we, zodra we een boek hadden gelezen, te noteren wat de gezinssamenstelling was en hoe de andere personen in het boek zich daartoe verhielden. We plakten gekleurde stickers op de bovenkant voor een beter overzicht. En we bespraken de boeken die we gelezen hadden. Onder veel gelach uiteraard.
Toch waren we het serieus van plan. Maar de vriendschap verwaterde. Mijn verzameling groeide veel harder dan ik het lezen kon. Dat kaartsysteem bijhouden werd vermoeiend. Bovendien werd het allemaal veel te omvangrijk. Ik deed nog een poging het kaartsysteem in te voeren in Microsoft Access, totdat de vrees van analoog naar digitaal weer eens waarheid werd. Een foutmelding, geen andere keus dan er op klikken en boem, alles in een keer weg. Ik was zo ongeveer halverwege het overzetten van mijn kaartcatalogus. Na nog een paar jaar gooide ik m weg. Inmiddels al lang niet meer bijgewerkt. En dat voornemen van die meisjesboekenscriptie, dat zette ik voorgoed uit mijn hoofd.
Op zoek naar inspiratie voor een nieuwe blogpost - het is even geleden, ik geef het toe - stuitte ik onlangs ineens op onze scriptie. Of onze... er is iemand geweest, die dezelfde belangstelling had als wij en er op wilde afstuderen. Yolanda Haan Leinenga schreef 'm, in juni 2017. Een masterscriptie in het kader van de master Neerlandistiek. De scriptie is gewoon te downloaden als PDF. Dat heb ik dus gedaan. En uitgeprint ook, om m vervolgens te gaan lezen. En te gaan strepen, met een markeerstift. Erg, erg leuk. Wat had ik dit graag ook gedaan.
Eerst zijn er een aantal kenmerken over het meisjesboek en de vrouw in die tijd. Vervolgens toetst ze die kenmerken aan de hand van tien meisjesboeken. Veel er van heb ik zelf ook gelezen en deels besproken in dit blog. Of anders ken ik op zijn minst de schrijver. Het zijn werken van Hans Borrebach, Netty Koen-Conrad en Leni Saris. Madeleine erft een kostschool, om precies te zijn. Anders is niet altijd beter. Het recht van de ander. Zeg jij t maar Marjolein. Als je 1000 weken bent. Goud-Elsje verlooft zich. Mieke... de vrije vogel laat zich niet vangen. Toen kwam jij, Annemarie. Pam krijgt een vader en, tot slot, Vlinder in het net.
Ik heb een tweede uitdraai van de scriptie gemaakt. Nu enkelzijdig bedrukt. Die vellen heb ik in een A4 schrift geplakt. Om te bewaren. Ik had nog nooit eerder van deze scriptie gehoord en de samenstelster er van kent ook mijn blog nog niet. Wie weet komt dat er alsnog wel van, nu ik er aandacht aan besteed. Ik zou graag eens met haar van gedachten wisselen over 'onze' hobby.
30 november 2018
Hazenhart
Het origineel stamt uit 1932. Deze Witte Raven is de vijfde druk, uit 1962. Acht jaar later zou het nogmaals als pocket worden uitgegeven. Met illustraties van Herry Behrens onder het pseudoniem Herson. En in een nieuwere spelling Hazehart. Een grote letter-versie verscheen in 1991. En nota bene nog in 2002 zou dit verhaal, samen met Pim de Stoetel, als omnibus worden uitgegeven, onder de titel Perikelen.
Blijkbaar was het verhaal van de tante van Ann, die een onderdanige vrouw lijkt, maar gaandeweg steeds zelfstandiger wordt, een misdaad voorkomt en een verloving voor Ann voor elkaar weet te krijgen, zeer gewild. Of kwam dat nou alleen omdat het een Van Marxveldt is? En die boeken nou eenmaal een onsterfelijke status hebben gekregen?
Hoewel de schrijfster met name uit nostalgie nog steeds gelezen wordt, doet met name Hazenhart toch erg verouderd aan, zo luidt de recensie uit 2002. Veel dialoog die indertijd humoristisch was, maar waarvan de humor toch erg achterhaald raakt en missen het niveau van klassiekers als 'Joop ter Heul' en 'Een zomerzotheid'.
In 1970 was men over de herdruk al minder positief. Het taalgebruik staat bol van de dialogen die echt niet allemaal even makkelijk te volgen zijn, aldus de recensie. Een en ander speelt zich af in een milieu dat bijna antiek is. Tegenwoordig bestaan er geen landhuizen meer die je vlotweg kan huren en bellenmeisjes behoren tot grootmoeders tijd. En ook de anders toch zo keurige IDIL is er in 1962 ook al niet meer over te spreken. Het als vlot bedoelde taaltje is doorspekt met afgrijselijkheden, zo staat er, terwijl bepaalde merkwaardige onbegrijpelijkheden een slordige bewerking naar een buitenlands origineel suggereren. Voor wie geen eisen stelt.
Dat wil nogal wat zeggen. Dik 55 jaar geleden was dit al 'een boek voor wie geen eisen stelt'. Stel ik eisen? Ja, aan het omslag en aan de uitvoering. De criteria voor mijn verzameling zijn: een omslag van Borrebach, om een boek in redelijk tot goede staat. Bij voorkeur ook voorzien van illustraties van zijn hand. Dit verhaal heb ik gekocht en gelezen. En nee, ik vond het ook niets. Daar moet ik de recensies gelijk in geven.
Mijn hele verzameling boeken speelt zich al decennialang in het verleden af. Een verleden dat varieert van de playbackshow in de jaren tachtig, tot de HBS in de jaren zestig en van daaruit nog terug naar de crisis uit de jaren dertig. Meestal kan ik me er toch nog in vinden, anno nu. Maar dan wel bij voorkeur de verhalen over de dochters uit de arbeiders- of middenklasse. Met vertelsels over verwende nesten uit dit soort verhalen, die standaard een hekel aan school hebben, het altijd goed kunnen vinden met de dienstbode die zoals gebruikelijk dialect spreekt, de meiden die zich verloofd weten nog voordat ze zich verder ergens druk om hoeven maken, heb ik niets.
Blijkbaar was het verhaal van de tante van Ann, die een onderdanige vrouw lijkt, maar gaandeweg steeds zelfstandiger wordt, een misdaad voorkomt en een verloving voor Ann voor elkaar weet te krijgen, zeer gewild. Of kwam dat nou alleen omdat het een Van Marxveldt is? En die boeken nou eenmaal een onsterfelijke status hebben gekregen?
Hoewel de schrijfster met name uit nostalgie nog steeds gelezen wordt, doet met name Hazenhart toch erg verouderd aan, zo luidt de recensie uit 2002. Veel dialoog die indertijd humoristisch was, maar waarvan de humor toch erg achterhaald raakt en missen het niveau van klassiekers als 'Joop ter Heul' en 'Een zomerzotheid'.
In 1970 was men over de herdruk al minder positief. Het taalgebruik staat bol van de dialogen die echt niet allemaal even makkelijk te volgen zijn, aldus de recensie. Een en ander speelt zich af in een milieu dat bijna antiek is. Tegenwoordig bestaan er geen landhuizen meer die je vlotweg kan huren en bellenmeisjes behoren tot grootmoeders tijd. En ook de anders toch zo keurige IDIL is er in 1962 ook al niet meer over te spreken. Het als vlot bedoelde taaltje is doorspekt met afgrijselijkheden, zo staat er, terwijl bepaalde merkwaardige onbegrijpelijkheden een slordige bewerking naar een buitenlands origineel suggereren. Voor wie geen eisen stelt.
Dat wil nogal wat zeggen. Dik 55 jaar geleden was dit al 'een boek voor wie geen eisen stelt'. Stel ik eisen? Ja, aan het omslag en aan de uitvoering. De criteria voor mijn verzameling zijn: een omslag van Borrebach, om een boek in redelijk tot goede staat. Bij voorkeur ook voorzien van illustraties van zijn hand. Dit verhaal heb ik gekocht en gelezen. En nee, ik vond het ook niets. Daar moet ik de recensies gelijk in geven.
Mijn hele verzameling boeken speelt zich al decennialang in het verleden af. Een verleden dat varieert van de playbackshow in de jaren tachtig, tot de HBS in de jaren zestig en van daaruit nog terug naar de crisis uit de jaren dertig. Meestal kan ik me er toch nog in vinden, anno nu. Maar dan wel bij voorkeur de verhalen over de dochters uit de arbeiders- of middenklasse. Met vertelsels over verwende nesten uit dit soort verhalen, die standaard een hekel aan school hebben, het altijd goed kunnen vinden met de dienstbode die zoals gebruikelijk dialect spreekt, de meiden die zich verloofd weten nog voordat ze zich verder ergens druk om hoeven maken, heb ik niets.
19 november 2018
Rotterdammers onder elkaar
Het is maart 1987, als Helen Taselaar, dan 31, in het Vrije Volk geïnterviewd wordt over haar mooiste kunstwerk. Het is haar knuffelbeer Fiep. Ze heeft m al sinds ze klein is en hij is compleet versleten. Omdat hij geen leven lang meer mee gaat, heeft ze er zelfs een schilderij van laten maken. Helen vertelt over haar jeugd en over haar werk. Ze is schrijfster van jeugdromans. Er lopen op dat moment drie series bij uitgeverij Kluitman, zo vertelt ze. Manege Picadero, Hondenkennel De Wildhof en Jeugdhotel De Witte Hengst.
Bij het artikel is een foto toegevoegd. Een spontane vrouw in jaren tachtig stijl. Wijdvallend haar, gekleed in een oversized trui en een spijkerbroek. Een beetje zoals de hoofdpersonen op de omslagen van haar verhalen er uit zien. Ze zit op een bank met een grand foulard, met op de salontafel een paar van haar recent verschenen pockets. Ze was een van de eersten die over paarden schreef, zo vertelt ze. Dat is heel populair. De verhalen zijn bedoeld voor 10-14 jaar en veel van de feiten uit haar eigen leven komen ook in haar verhalen voor. Al heeft ze Fiep nog nooit opgevoerd.
Een knuffel past ook niet meer bij haar doelgroep, zo gaat ze verder. Meisjes zijn op die leeftijd al voorzichtig met jongens bezig. Haar boeken zijn aardig modern, maar omdat ze bij Kluitman publiceert, moet ze wel netjes blijven. Helen is op het moment van de foto ook moeder van twee kleine kinderen, zo blijkt. En ze woont op een bovenwoning, in Rotterdam.
Haar romanfiguren liet ze bijna allemaal buiten in de polder wonen. Daar waar het mogelijk is om paarden of honden te houden. Of waar je een hotel kunt bestieren. Ze hebben of krijgen ook allemaal een heel huis. Er is, zodra er getrouwd wordt, geen enkel stel meer bij dat een bovenwoning betrekt. Kinderen worden er in die series al wel geboren. In een van haar latere verhalen voert ze ook een scene op met een knuffelbeertje, dat onmisbaar blijkt voor een kind.
De foto is van Hans van de Pol. Het interview is van Wilfried de Jong. Ja die. Althans, dat denk ik wel. Want hij komt ook uit Rotterdam en heeft eerst voor lokale kranten geschreven. Hans van de Pol is nog steeds fotograaf, zo blijkt uit zijn website. Herry Behrens, de illustrator van al die Wildhoven, Picadero's en Jeugdhotellen, is inmiddels met pensioen. Kluitman is nog steeds uitgever van jeugdromans en ja, die gaan nog steeds geregeld over paarden. Hoe het met Helen Taselaar is, vond ik echter nergens meer terug.
Ze moet inmiddels begin zestig zijn. De kleine kindjes op de foto zijn nu zelf dertigers. Of ze nog schrijft? Of ze nog paardrijdt? En of ze nog altijd op een bovenwoning woont? Haar boeken waren succesnummers in de jaren tachtig, begin jaren negentig. Maar daarna werd het stil rondom haar. Misschien vond ze het zelf ook wel genoeg. In zo'n tien, vijftien jaar tijd heeft ze veel geschreven. Heel veel. Terwijl die kinderen er toch ook al waren. Een uit de hand gelopen hobby, naast je gewone leven. Een gat in de markt zien en dat grotendeels zelf opvullen. Er is een tijd geweest, dat ik dat ook wel had gewild.
Bij het artikel is een foto toegevoegd. Een spontane vrouw in jaren tachtig stijl. Wijdvallend haar, gekleed in een oversized trui en een spijkerbroek. Een beetje zoals de hoofdpersonen op de omslagen van haar verhalen er uit zien. Ze zit op een bank met een grand foulard, met op de salontafel een paar van haar recent verschenen pockets. Ze was een van de eersten die over paarden schreef, zo vertelt ze. Dat is heel populair. De verhalen zijn bedoeld voor 10-14 jaar en veel van de feiten uit haar eigen leven komen ook in haar verhalen voor. Al heeft ze Fiep nog nooit opgevoerd.
Een knuffel past ook niet meer bij haar doelgroep, zo gaat ze verder. Meisjes zijn op die leeftijd al voorzichtig met jongens bezig. Haar boeken zijn aardig modern, maar omdat ze bij Kluitman publiceert, moet ze wel netjes blijven. Helen is op het moment van de foto ook moeder van twee kleine kinderen, zo blijkt. En ze woont op een bovenwoning, in Rotterdam.
Haar romanfiguren liet ze bijna allemaal buiten in de polder wonen. Daar waar het mogelijk is om paarden of honden te houden. Of waar je een hotel kunt bestieren. Ze hebben of krijgen ook allemaal een heel huis. Er is, zodra er getrouwd wordt, geen enkel stel meer bij dat een bovenwoning betrekt. Kinderen worden er in die series al wel geboren. In een van haar latere verhalen voert ze ook een scene op met een knuffelbeertje, dat onmisbaar blijkt voor een kind.
De foto is van Hans van de Pol. Het interview is van Wilfried de Jong. Ja die. Althans, dat denk ik wel. Want hij komt ook uit Rotterdam en heeft eerst voor lokale kranten geschreven. Hans van de Pol is nog steeds fotograaf, zo blijkt uit zijn website. Herry Behrens, de illustrator van al die Wildhoven, Picadero's en Jeugdhotellen, is inmiddels met pensioen. Kluitman is nog steeds uitgever van jeugdromans en ja, die gaan nog steeds geregeld over paarden. Hoe het met Helen Taselaar is, vond ik echter nergens meer terug.
Ze moet inmiddels begin zestig zijn. De kleine kindjes op de foto zijn nu zelf dertigers. Of ze nog schrijft? Of ze nog paardrijdt? En of ze nog altijd op een bovenwoning woont? Haar boeken waren succesnummers in de jaren tachtig, begin jaren negentig. Maar daarna werd het stil rondom haar. Misschien vond ze het zelf ook wel genoeg. In zo'n tien, vijftien jaar tijd heeft ze veel geschreven. Heel veel. Terwijl die kinderen er toch ook al waren. Een uit de hand gelopen hobby, naast je gewone leven. Een gat in de markt zien en dat grotendeels zelf opvullen. Er is een tijd geweest, dat ik dat ook wel had gewild.
05 november 2018
Goeie reis allemaal!
Dit weekend viste ik weer eens een boekje uit de kast, dat er al heel lang stond, maar dat ik nog niet eerder gelezen had. Of in elk geval zo lang geleden aangeschaft, dat ik de inhoud er van al totaal was vergeten. 24 april 2000, zo las ik op de titelpagina. De datum waarop ik het destijds aanschafte. Ik kon de gelegenheid nog terughalen met behulp van een oude, bewaarde papieren agenda. Tweede Paasdag, boekenopruimingsmarkt Bredevoort. Daarboven had de oorspronkelijk eigenaresse haar naam geschreven, voorzien van jaar en gelegenheid. Sinterklaas 1952.
Bijna zes en zestig jaar geleden. Daarmee is dit verhaal ouder dan ik dacht. Geschreven door de veelschrijver Freddy Hagers alias Guus Betlem en geïllustreerd door de veeltekenaar Hans Borrebach. De heren waren met elkaar bevriend en produceerden samen vele succesnummers. De een het verhaal, de ander de omslag en de illustraties. Meestal bij dezelfde uitgever: Kluitman. Verhalen die makkelijk weg lazen. Leuker geschreven dan anderen uit die tijd. Met een origineler uitgangspunt. Zo ook hier.
Het gaat over het pas getrouwde echtpaar Mart en Truup van Eeckeren. Hij is de bescheiden pianist, zij is de huisvrouw. Hij de kunstenaar, zij het zakelijke brein, dat hem tevens stimuleert om er de kunst toch vooral niet aan te geven. Hij neemt leerlingen aan om een inkomen te verwerven. Zij besluit een pension te gaan runnen, voor jonge meisjes en zo haar financiële steentje bij te dragen. Meisjes van om en nabij de achttien, terwijl ze zelf vijfentwintig is maar nog achttien lijkt.
We krijgen het leven te zien van Atte, medewerkster in een kunsthandel. Dochter van rijke ouders met een verwende moeder en een vader die eenzaam door het leven tobt. Vlotte, gezellige Ienke, afkomstig uit een groot gezin, die zo makkelijk contact maakt. Peet, die wat meer op zichzelf is en een baan vindt op het kantoor in een papiergroothandel. En schuwe Marianke, die absoluut niet kan aarden in het pension.
De situatie duurt precies een jaar. Dan is Peet verloofd met Huug, Marianke bij haar getrouwde zuster ingetrokken en Atte zo goed als verloofd met kunstschilder Jils, tevens vriend van Mart. Wat er met Ienke gebeuren gaat, wordt niet helemaal duidelijk. Wel, dat het pension wordt opgeheven, dat Mart succes krijgt bij het componeren van muziek. En dat Truup zwanger blijkt. Na een witregel wordt nog even in anderhalve pagina duidelijk gemaakt, dat er een dochter is geboren, die de vier namen van de meisjes draagt.
Er zal geen pension meer komen, daarvoor heeft Truup nu geen tijd meer. Blijkbaar is het ook niet meer nodig. Al wordt het ook niet duidelijk, of Mart met zijn kunst genoeg verdient, of hij niet veel op reis zal moeten. Kunstschilder Jils is boeken gaan illustreren, wat hem een regelmatiger inkomen oplevert. Veel problemen opgelost dus. Maar niet alles.
Want Mart en Truup, beiden nog geen dertig, lijken wel alleen op de wereld te zijn. Er wordt niet gesproken over ouders, broers, zussen of andere familie. Geen vrienden of vriendinnen van vroeger. Het is alsof ze zo maar samen op deze wereld zijn geploft, getrouwd en wel. En alsof Truup zich nooit over iets zorgen maakt. Volgens haar komt alles goed. En dat doet het dan ook. Zo zit de wereld natuurlijk niet in elkaar. Ook in de jaren vijftig al niet.
Bijna zes en zestig jaar geleden. Daarmee is dit verhaal ouder dan ik dacht. Geschreven door de veelschrijver Freddy Hagers alias Guus Betlem en geïllustreerd door de veeltekenaar Hans Borrebach. De heren waren met elkaar bevriend en produceerden samen vele succesnummers. De een het verhaal, de ander de omslag en de illustraties. Meestal bij dezelfde uitgever: Kluitman. Verhalen die makkelijk weg lazen. Leuker geschreven dan anderen uit die tijd. Met een origineler uitgangspunt. Zo ook hier.
Het gaat over het pas getrouwde echtpaar Mart en Truup van Eeckeren. Hij is de bescheiden pianist, zij is de huisvrouw. Hij de kunstenaar, zij het zakelijke brein, dat hem tevens stimuleert om er de kunst toch vooral niet aan te geven. Hij neemt leerlingen aan om een inkomen te verwerven. Zij besluit een pension te gaan runnen, voor jonge meisjes en zo haar financiële steentje bij te dragen. Meisjes van om en nabij de achttien, terwijl ze zelf vijfentwintig is maar nog achttien lijkt.
We krijgen het leven te zien van Atte, medewerkster in een kunsthandel. Dochter van rijke ouders met een verwende moeder en een vader die eenzaam door het leven tobt. Vlotte, gezellige Ienke, afkomstig uit een groot gezin, die zo makkelijk contact maakt. Peet, die wat meer op zichzelf is en een baan vindt op het kantoor in een papiergroothandel. En schuwe Marianke, die absoluut niet kan aarden in het pension.
De situatie duurt precies een jaar. Dan is Peet verloofd met Huug, Marianke bij haar getrouwde zuster ingetrokken en Atte zo goed als verloofd met kunstschilder Jils, tevens vriend van Mart. Wat er met Ienke gebeuren gaat, wordt niet helemaal duidelijk. Wel, dat het pension wordt opgeheven, dat Mart succes krijgt bij het componeren van muziek. En dat Truup zwanger blijkt. Na een witregel wordt nog even in anderhalve pagina duidelijk gemaakt, dat er een dochter is geboren, die de vier namen van de meisjes draagt.
Er zal geen pension meer komen, daarvoor heeft Truup nu geen tijd meer. Blijkbaar is het ook niet meer nodig. Al wordt het ook niet duidelijk, of Mart met zijn kunst genoeg verdient, of hij niet veel op reis zal moeten. Kunstschilder Jils is boeken gaan illustreren, wat hem een regelmatiger inkomen oplevert. Veel problemen opgelost dus. Maar niet alles.
Want Mart en Truup, beiden nog geen dertig, lijken wel alleen op de wereld te zijn. Er wordt niet gesproken over ouders, broers, zussen of andere familie. Geen vrienden of vriendinnen van vroeger. Het is alsof ze zo maar samen op deze wereld zijn geploft, getrouwd en wel. En alsof Truup zich nooit over iets zorgen maakt. Volgens haar komt alles goed. En dat doet het dan ook. Zo zit de wereld natuurlijk niet in elkaar. Ook in de jaren vijftig al niet.
28 oktober 2018
Dus toch...
Het door Hans Borrebach verzorgde foto omslag is fraai. Dat zijn de twee illustraties, eveneens van zijn hand, ook. Een mooie weergave van de jaren veertig, dit verhaal. Misschien ietsje eerder. Want de 'spelling Marchant', zoals die in 1934 werd ingevoerd, is nog niet overal aanwezig. Het is al niet meer mensch, maar nog wel van den directeur. En het is nog vooral heel erg Nederlands Indië, met veel Maleise woorden en zoms zelfs complete zinnen. Die worden vertaald, losse woorden niet.
Al die vreemde woorde maakt het verhaal lastig lezen. Als lezer moet je toch wel een beeld hebben bij de planten, de beesten en het schoeisel dat ter sprake komt. Dat heb ik niet. Of de Nederlandse meisjes het tachtig jaar geleden wel hadden? Of zou Rona Lentinck misschien juist voor de Indisch Nederlandse meisjes geschreven hebben? Voor hen die er nog woonden, of (tijdelijk) terug in Nederland waren? Toch eens nazoeken.
Het verhaal gaat in elk geval over Carla Marees, kind van reizende ouders, opgevoed door een oom en tante. De ouders, die uiteindelijk besloten, toch niet voor een vast bestaan te kiezen in Nederland, zijn overleden. Dan heeft ze nog een broer, Fred, maar die heeft na het overlijden van hun vader ook voor een reizend bestaan gekozen. Hij heeft de baan van vader over kunnen nemen en reist nu met zijn Amerikaanse vrouw over de wereld, terwijl hun kind bij zijn schoonfamilie wordt grootgebracht.
Het is Fred, die Carla adviseert, ook eens buiten de landsgrenzen te gaan kijken.
Eigenlijk voelt Carla er niets voor, maar ze besluit toch op een baan in Indië te reageren. Bij een Nederlandse firma. Ze boekt haar eigen overtocht per boot, en regelt zelf haar hotel. Eigenlijk is ze alleen op de wereld. Ze maakt maar moeilijk contact, daar in dat verre land, en de baan bevalt ook al niet. Een klein, benepen zieltje, met een belachelijke dosis zielige trots, aldus de schrijfster. Ze maakt kennis met Max Enkelenburg, die ook in het hotel verblijft. Een procuratiehouder bij een grote, ook Nederlandse, firma, waar Carla al snel solliciteert en secretaresse wordt.
Uiteraard valt ze voor den procuratiehouder, maar ze doet er hoofdstukken lang over om er achter te komen. En hij is nog wel zo'n goede partij. Nog geen dertig en nu al promotie tot directeur van het filiaal in Bandoeng. Want de oude directeur daar, die gaat nog te veel uit van de jaren van welvaart, van vroeger. Hij moet efficiënter gaan werken. En omdat het zo zielig zou zijn, als zo iemand ontslagen wordt, laat de schrijfster de oudere man maar ziek worden. Waarschijnlijk gaat hij terug naar Nederland, maar daar lees je niets van.
Carla heeft familie, in Nederland, en een broer die reist. Ze heeft in Nederland op school gezeten, maar daar blijkbaar geen vrienden of bekenden aan overgehouden. Ze heeft er zelfs als secretaresse gewerkt. Het blijft allemaal onbesproken. Het is vooral een Indië verhaal, waar de inlanders met gepaste minachting worden behandeld. Ze moeten taxi rijden, koffers dragen en poetsen, maar respect krijgen ze niet. Het werd allemaal heel gewoon gevonden, door schrijfsters van voor de oorlog. Net zoals de vrouw, die feitelijk niets te zeggen had, zodra er een man van standing om haar kwam. Ze had haar trots maar op zij te zetten en hem te accepteren. Dus toch.
22 oktober 2018
Punt, spatie, streep, spatie
Niet alleen dit voorbeeldenboek, de hele regels voor de titelbeschrijving- regenboog staat er in. Van het oranje eerste deel voor de Niet-seriële publicaties tot en met de roestbruine Beschrijvingsregels voor computefiles. Allemaal te lezen via Google, in PDF.
Die titels alleen al. Heerlijke nostalgie. En veel vaktechnischer kun je het niet meer hebben.
Het waren de regels voor het beschrijven van zo'n beetje alles wat in de bieb te vinden was, in de jaren zeventig, tachtig en negentig. Volgens standaardprincipes. We kregen er les in op de bibliotheekopleiding. Het heette voluit formele ontsluiting, maar werd door ons studenten afgekort tot formo. Het was een saai vak. Saai, maar nodig. Want je moest de boeken, tijdschriften, videobanden, LP's, diaseries en wat al niet meer toch wel terug kunnen vinden, als ze eenmaal waren aangeschaft.
Uit het hoofd leren hoefden we de regels niet. Kunnen gebruiken moesten we het wel. Toen ik, eenmaal in de nieuwe eeuw, terecht kwam op de back office van een openbare bibliotheek, was formo er nog steeds. Maar met behulp van een computerprogramma, dat automatisch de juiste velden achter elkaar zette en daartussen de juiste interpunctie. Ik heb het in de jaren negentig zo vaak geoefend, dat ik het nu nog uit mijn hoofd weet. Nodig is het niet meer, maar dat is met heel veel kennis, die je ooit hebt vergaard.
Titel- en auteursveld. Editieveld. Impressum, collatie- en eventueel reeksveld. Annotatieveld, waar nodig en afgerond met het ISBN veld. De velden worden van elkaar gescheiden door '. - ' Of te wel punt, spatie, streep, spatie. Uit de tijd dat we de beschrijvingen nog schreven met de hand, of typten. Binnen de velden werd ook weer met een aantal vaste tekens gewerkt. Er was een compleet interpunctieschema voor. Er waren vaste plaatsen, waar je je informatie voor een titelbeschrijving vandaan moest halen.
Het geheel werd uitgegeven onder auspiciën van de FOBID. Een afkorting, al ben ik vergeten waarvan. Ze bestaan nog steeds, noemen ze zichzelf nu Netherlands Library Forum.
De Regels voor de Titelbeschrijving zijn niet meer in druk leverbaar, maar nog wel in de oude vorm in te zien. Ik ben al lang geen bibliothecaris meer. Hoe het er nu aan toe gaat, geen idee. Maar hoe het er aan toe ging, weet ik nog wel. De streepjes, spaties, enkele punt en de drie punten achter elkaar. De vierkante haken, het /-teken, het = teken en de afkortingen uit het Latijn.
et al., s.l en s.n. Et allii, sine loco en sine nomine. Ofwel: 'en anderen', 'plaats van uitgave of druk onbekend' en 'uitgever of drukker onbekend'. Geen idee waarom ik dat soort dingen heb onthouden. Het maakte indruk, denk ik. Daarom bleef het hangen. Ook al is het eigenlijk nooit echt nodig geweest.
Die titels alleen al. Heerlijke nostalgie. En veel vaktechnischer kun je het niet meer hebben.
Het waren de regels voor het beschrijven van zo'n beetje alles wat in de bieb te vinden was, in de jaren zeventig, tachtig en negentig. Volgens standaardprincipes. We kregen er les in op de bibliotheekopleiding. Het heette voluit formele ontsluiting, maar werd door ons studenten afgekort tot formo. Het was een saai vak. Saai, maar nodig. Want je moest de boeken, tijdschriften, videobanden, LP's, diaseries en wat al niet meer toch wel terug kunnen vinden, als ze eenmaal waren aangeschaft.
Uit het hoofd leren hoefden we de regels niet. Kunnen gebruiken moesten we het wel. Toen ik, eenmaal in de nieuwe eeuw, terecht kwam op de back office van een openbare bibliotheek, was formo er nog steeds. Maar met behulp van een computerprogramma, dat automatisch de juiste velden achter elkaar zette en daartussen de juiste interpunctie. Ik heb het in de jaren negentig zo vaak geoefend, dat ik het nu nog uit mijn hoofd weet. Nodig is het niet meer, maar dat is met heel veel kennis, die je ooit hebt vergaard.
Titel- en auteursveld. Editieveld. Impressum, collatie- en eventueel reeksveld. Annotatieveld, waar nodig en afgerond met het ISBN veld. De velden worden van elkaar gescheiden door '. - ' Of te wel punt, spatie, streep, spatie. Uit de tijd dat we de beschrijvingen nog schreven met de hand, of typten. Binnen de velden werd ook weer met een aantal vaste tekens gewerkt. Er was een compleet interpunctieschema voor. Er waren vaste plaatsen, waar je je informatie voor een titelbeschrijving vandaan moest halen.
Het geheel werd uitgegeven onder auspiciën van de FOBID. Een afkorting, al ben ik vergeten waarvan. Ze bestaan nog steeds, noemen ze zichzelf nu Netherlands Library Forum.
De Regels voor de Titelbeschrijving zijn niet meer in druk leverbaar, maar nog wel in de oude vorm in te zien. Ik ben al lang geen bibliothecaris meer. Hoe het er nu aan toe gaat, geen idee. Maar hoe het er aan toe ging, weet ik nog wel. De streepjes, spaties, enkele punt en de drie punten achter elkaar. De vierkante haken, het /-teken, het = teken en de afkortingen uit het Latijn.
et al., s.l en s.n. Et allii, sine loco en sine nomine. Ofwel: 'en anderen', 'plaats van uitgave of druk onbekend' en 'uitgever of drukker onbekend'. Geen idee waarom ik dat soort dingen heb onthouden. Het maakte indruk, denk ik. Daarom bleef het hangen. Ook al is het eigenlijk nooit echt nodig geweest.
Abonneren op:
Posts (Atom)