G. is van Gerard, de oudere broer van Peter van Straaten, die in dienst was van Kluitman en vooral bekend werd van zijn Kameleon illustraties. Maar ik spaar de Borrebach edities en die scoorde ik dan gisteren dus ook. Deze editie speelt zich echt in de oorlog af. Er is verwondering over het vele eten op het platteland, angst voor bombardementen vanuit de lucht en de noodzaak tot verduisteren. Lenny kan niet op vakantie naar Zeeland en mag om de oorlog ook al niet naar Brussel. Er is angst om elkaar lang niet te zien. Details die in de pocket editie uit de jaren zestig allemaal zijn weg gelaten. Omdat de meisjes van toen het inmiddels niet meer hadden mee gemaakt.
Het verhaal zelf is overigens vlug verteld. Lenny is tandarts assistente en gaat met haar vriendin Rein naar haar familie in Friesland. Rein wordt er verliefd op de hoofdknecht Piebe. En Lenny realiseert zich daar, dat ze van haar tandarts houdt. En verder is er veel omschrijving van het eenvoudige leven op het land en de liefde van den boer voor diens grond, zijn akkers, zijn golvende graanvelden, de wijde, wijde vergezichten en... zijn arbeid, dien zij leeren hoogachten en eerbiedigen.
Zo eindigt de proloog van de tweede druk. Op de achterflap tekst is dat gewijzigd in: waarom probeert Lenny zich in deze voor haar zo vreemde omgeving te begraven? Lenny is een Haags meisje. Die moesten in de jaren veertig nog met hun neus op de feiten worden gedrukt dat het leven niet overal hetzelfde was. En dat de stad echt niet beter was dan het platteland. Van die moraal is twintig jaar later niets meer over. En ja, het komt goed, tussen Lenny en haar tandarts Remko. In beide edities. De romantiek die bleef.