28 oktober 2018

Dus toch...

Het door Hans Borrebach verzorgde foto omslag is fraai. Dat zijn de twee illustraties, eveneens van zijn hand, ook. Een mooie weergave van de jaren veertig, dit verhaal. Misschien ietsje eerder. Want de 'spelling Marchant', zoals die in 1934 werd ingevoerd, is nog niet overal aanwezig. Het is al niet meer mensch, maar nog wel van den directeur. En het is nog vooral heel erg Nederlands Indië, met veel Maleise woorden en zoms zelfs complete zinnen. Die worden vertaald, losse woorden niet.

Al die vreemde woorde maakt het verhaal lastig lezen. Als lezer moet je toch wel een beeld hebben bij de planten, de beesten en het schoeisel dat ter sprake komt. Dat heb ik niet. Of de Nederlandse meisjes het tachtig jaar geleden wel hadden? Of zou Rona Lentinck misschien juist voor de Indisch Nederlandse meisjes geschreven hebben? Voor hen die er nog woonden, of (tijdelijk) terug in Nederland waren? Toch eens nazoeken. 

Het verhaal gaat in elk geval over Carla Marees, kind van reizende ouders, opgevoed door een oom en tante. De ouders, die uiteindelijk besloten, toch niet voor een vast bestaan te kiezen in Nederland, zijn overleden. Dan heeft ze nog een broer, Fred, maar die heeft na het overlijden van hun vader ook voor een reizend bestaan gekozen. Hij heeft de baan van vader over kunnen nemen en reist  nu met zijn Amerikaanse vrouw over de wereld, terwijl hun kind bij zijn schoonfamilie wordt grootgebracht.
Het is Fred, die Carla adviseert, ook eens buiten de landsgrenzen te gaan kijken. 

Eigenlijk voelt Carla er niets voor, maar ze besluit toch op een baan in Indië te reageren. Bij een Nederlandse firma. Ze boekt haar eigen overtocht per boot, en regelt zelf haar hotel. Eigenlijk is ze alleen op de wereld. Ze maakt maar moeilijk contact, daar in dat verre land, en de baan bevalt ook al niet. Een klein, benepen zieltje, met een belachelijke dosis zielige trots, aldus de schrijfster. Ze maakt kennis met Max Enkelenburg, die ook in het hotel verblijft. Een procuratiehouder bij een grote, ook Nederlandse, firma, waar Carla al snel solliciteert en secretaresse wordt. 

Uiteraard valt ze voor den procuratiehouder, maar ze doet er hoofdstukken lang over om er achter te komen. En hij is nog wel zo'n goede partij. Nog geen dertig en nu al promotie tot directeur van het filiaal in Bandoeng. Want de oude directeur daar, die gaat nog te veel uit van de jaren van welvaart, van vroeger. Hij moet efficiënter gaan werken. En omdat het zo zielig zou zijn, als zo iemand ontslagen wordt, laat de schrijfster de oudere man maar ziek worden. Waarschijnlijk gaat hij terug naar Nederland, maar daar lees je niets van. 

Carla heeft familie, in Nederland, en een broer die reist. Ze heeft in Nederland op school gezeten, maar daar blijkbaar geen vrienden of bekenden aan overgehouden. Ze heeft er zelfs als secretaresse gewerkt. Het blijft allemaal onbesproken. Het is vooral een Indië verhaal, waar de inlanders met gepaste minachting worden behandeld. Ze moeten taxi rijden, koffers dragen en poetsen, maar respect krijgen ze niet. Het werd allemaal heel gewoon gevonden, door schrijfsters van voor de oorlog. Net zoals de vrouw, die feitelijk niets te zeggen had, zodra er een man van standing om haar kwam. Ze had haar trots maar op zij te zetten en hem te accepteren. Dus toch. 

22 oktober 2018

Punt, spatie, streep, spatie

Niet alleen dit voorbeeldenboek, de hele regels voor de titelbeschrijving- regenboog staat er in. Van het oranje eerste deel voor de Niet-seriële publicaties tot en met de roestbruine Beschrijvingsregels voor computefiles. Allemaal te lezen via Google, in PDF.
Die titels alleen al. Heerlijke nostalgie. En veel vaktechnischer kun je het niet meer hebben.

Het waren de regels voor het beschrijven van zo'n beetje alles wat in de bieb te vinden was, in de jaren zeventig, tachtig en negentig. Volgens standaardprincipes. We kregen er les in op de bibliotheekopleiding. Het heette voluit formele ontsluiting, maar werd door ons studenten afgekort tot formo. Het was een saai vak. Saai, maar nodig. Want je moest de boeken, tijdschriften, videobanden, LP's, diaseries en wat al niet meer toch wel terug kunnen vinden, als ze eenmaal waren aangeschaft.

Uit het hoofd leren hoefden we de regels niet. Kunnen gebruiken moesten we het wel. Toen ik, eenmaal in de nieuwe eeuw, terecht kwam op de back office van een openbare bibliotheek, was formo er nog steeds. Maar met behulp van een computerprogramma, dat automatisch de juiste velden achter elkaar zette en daartussen de juiste interpunctie. Ik heb het in de jaren negentig zo vaak geoefend, dat ik het nu nog uit mijn hoofd weet. Nodig is het niet meer, maar dat is met heel veel kennis, die je ooit hebt vergaard.

Titel- en auteursveld. Editieveld. Impressum, collatie- en eventueel reeksveld. Annotatieveld, waar nodig en afgerond met het ISBN veld. De velden worden van elkaar gescheiden door '. - ' Of te wel punt, spatie, streep, spatie. Uit de tijd dat we de beschrijvingen nog schreven met de hand, of typten. Binnen de velden werd ook weer met een aantal vaste tekens gewerkt. Er was een compleet interpunctieschema voor. Er waren vaste plaatsen, waar je je informatie voor een titelbeschrijving vandaan moest halen.

Het geheel werd uitgegeven onder auspiciën van de FOBID. Een afkorting, al ben ik vergeten waarvan. Ze bestaan nog steeds, noemen ze zichzelf nu Netherlands Library Forum.

De Regels voor de Titelbeschrijving zijn niet meer in druk leverbaar, maar nog wel in de oude vorm in te zien. Ik ben al lang geen bibliothecaris meer. Hoe het er nu aan toe gaat, geen idee. Maar hoe het er aan toe ging, weet ik nog wel. De streepjes, spaties, enkele punt en de drie punten achter elkaar. De vierkante haken, het /-teken, het = teken en de afkortingen uit het Latijn.

et al., s.l en s.n. Et allii, sine loco en sine nomine. Ofwel: 'en anderen', 'plaats van uitgave of druk onbekend' en 'uitgever of drukker onbekend'.  Geen idee waarom ik dat soort dingen heb onthouden.  Het maakte indruk, denk ik. Daarom bleef het hangen. Ook al is het eigenlijk nooit echt nodig geweest.

11 oktober 2018

Anneke Bloemen vertelt over zichzelf

Ze schreef ontzettend veel, vaak meerdere boeken per jaar. Veel er van werden meerdere keren herdrukt. Toch is er digitaal bijna niets over haar te vinden. Leni Saris, Max de Lange, Cissy van Marxveldt, Sanne van Havelte, ook al leven ze geen van allen meer, ze hebben toch hun plaats op internet veroverd.

Als ik Anneke Bloemen aan Google vraag, krijg ik eigenlijk alleen maar advertenties van haar boeken te zien. Over haarzelf lijkt niets te vinden. Een aparte pagina kan ik er dan in deze blog met goed fatsoen ook niet van maken. Maar na iets beter zoeken - blijft handig, die bibliotheekopleiding... ;-) - vond ik, in een PDF van de IDIL, een interview met haar terug. Waar ze iets over haarzelf opschrijft. Het is niet alleen een echt verhaal van een schrijfster, de manier waarop ze het vertelt, zou zó in een van haar boeken gekund hebben. Ze kan het leuk vertellen. 

Hoe afgezaagd en misschien wel er dik bovenop gelegd voor iemand die boeken schrijft, zo schrijft ze, ik was stápel op lezen. Even verderop: Zoals veel kinderen vond ik het heerlijk om een nieuw schrift te vinden [...] Dat nieuwe schrift werd altijd een 'boek'. Een schrift waarin blaadje na blaadje entoesiast werd volgepend. In precies dezelfde spelling liet ze Annemieke, Polly, Loesje, Merel en al hun vriendinnen ook praten in haar verhalen.

Na de schriften, die meestal niet vol kwamen - geen vervolg, schrift kwijt, verhaal ging vervelen, volgden de dagboeken. En daarna werd er getrouwd. Was er geen tijd meer voor schrijven. Dat laatste vermeld Anneke niet, dat mogen we als lezers zelf constateren. Het was haar man, die beschikte over een onuitputtelijk optimisme, die haar aanspoorde om toch vooral weer te gaan schrijven. Iets dergelijks stelden de mannen van Cissy en Max ook al voor, vlak na het trouwen. Ze werden er alle drie succesvol in.

In Anneke's geval vroeg haar uitgever zelfs direct om twee verhalen. Vervolgdelen, om meteen mee in de aanbieding te gaan. Min of meer gedwongen, zo zegt ze, verscheen dus direct het tweede boek. En zo zou het blijven, jarenlang. Meteen twee boeken over hetzelfde meisje, graag in hetzelfde jaar. Want, zo las ik ooit in een artikel, series zetten aan tot sparen.

Dit artikel is, zoals zo vaak, voor mij persoonlijk ook weer heel herkenbaar. Anneke Bloemen dekt zich in, als ze zegt, iedereen lacht altijd als ik vertel hoe ik schrijf, maar ik kan het niet helpen. Ik lach er niet om. In tegendeel. Ik zit alleen maar heel instemmend te knikken. Met een vaag plan in mijn hoofd begin ik aan een boek en terwijl ik schrijf, spelen de gebeurtenissen zich als het ware voor mijn ogen af en hoef ik alleen maar te vertellen wat ik 'zie'.

Anneke Bloemen was een pseudoniem, zo heb ik ooit gelezen in de vakliteratuur. In het echt heette ze A.M.C. Geurts- Govers. Haar werkelijke roepnaam weet ik niet. In dit interview schrijft ze dat ze geboren in in Den Haag. In 1929. Dat staat hier niet bij, maar ik had het al eens eerder ergens gelezen. Of ze nog leeft? Het tegendeel heb ik nog nooit ergens gevonden. Maar het zou natuurlijk best kunnen, zo langzamerhand.