30 november 2018

Hazenhart

Het origineel stamt uit 1932. Deze Witte Raven is de vijfde druk, uit 1962. Acht jaar later zou het nogmaals als pocket worden uitgegeven. Met illustraties van Herry Behrens onder het pseudoniem Herson. En in een nieuwere spelling Hazehart. Een grote letter-versie verscheen in 1991. En nota bene nog in 2002 zou dit verhaal, samen met Pim de Stoetel, als omnibus worden uitgegeven, onder de titel Perikelen.

Blijkbaar was het verhaal van de tante van Ann, die een onderdanige vrouw lijkt, maar gaandeweg steeds zelfstandiger wordt, een misdaad voorkomt en een verloving voor Ann voor elkaar weet te krijgen, zeer gewild. Of kwam dat nou alleen omdat het een Van Marxveldt is? En die boeken nou eenmaal een onsterfelijke status hebben gekregen?

Hoewel de schrijfster met name uit nostalgie nog steeds gelezen wordt, doet met name Hazenhart toch erg verouderd aan, zo luidt de recensie uit 2002. Veel dialoog die indertijd humoristisch was, maar waarvan de humor toch erg achterhaald raakt en missen het niveau van klassiekers als 'Joop ter Heul' en 'Een zomerzotheid'.

In 1970 was men over de herdruk al minder positief. Het taalgebruik staat bol van de dialogen die echt niet allemaal even makkelijk te volgen zijn, aldus de recensie. Een en ander speelt zich af in een milieu dat bijna antiek is. Tegenwoordig bestaan er geen landhuizen meer die je vlotweg kan huren en bellenmeisjes behoren tot grootmoeders tijd. En ook de anders toch zo keurige IDIL is er in 1962 ook al niet meer over te spreken. Het als vlot bedoelde taaltje is doorspekt met afgrijselijkheden, zo staat er, terwijl bepaalde merkwaardige onbegrijpelijkheden een slordige bewerking naar een buitenlands origineel suggereren. Voor wie geen eisen stelt. 

Dat wil nogal wat zeggen. Dik 55 jaar geleden was dit al 'een boek voor wie geen eisen stelt'. Stel ik eisen? Ja, aan het omslag en aan de uitvoering. De criteria voor mijn verzameling zijn: een omslag van Borrebach, om een boek in redelijk tot goede staat. Bij voorkeur ook voorzien van illustraties van zijn hand. Dit verhaal heb ik gekocht en gelezen. En nee, ik vond het ook niets. Daar moet ik de recensies gelijk in geven.

Mijn hele verzameling boeken speelt zich al decennialang in het verleden af. Een verleden dat varieert van de playbackshow in de jaren tachtig, tot de HBS in de jaren zestig en van daaruit nog terug naar de crisis uit de jaren dertig. Meestal kan ik me er toch nog in vinden, anno nu. Maar dan wel bij voorkeur de verhalen over de dochters uit de arbeiders- of middenklasse. Met vertelsels over verwende nesten uit dit soort verhalen, die standaard een hekel aan school hebben, het altijd goed kunnen vinden met de dienstbode die zoals gebruikelijk dialect spreekt, de meiden die zich verloofd weten nog voordat ze zich verder ergens druk om hoeven maken, heb ik niets.

19 november 2018

Rotterdammers onder elkaar

Het is maart 1987, als Helen Taselaar, dan 31, in het Vrije Volk geïnterviewd wordt over haar mooiste kunstwerk. Het is haar knuffelbeer Fiep. Ze heeft m al sinds ze klein is en hij is compleet versleten. Omdat hij geen leven lang meer mee gaat, heeft ze er zelfs een schilderij van laten maken. Helen vertelt over haar jeugd en over haar werk. Ze is schrijfster van jeugdromans. Er lopen op dat moment drie series bij uitgeverij Kluitman, zo vertelt ze. Manege Picadero, Hondenkennel De Wildhof en Jeugdhotel De Witte Hengst.

Bij het artikel is een foto toegevoegd. Een spontane vrouw in jaren tachtig stijl. Wijdvallend haar, gekleed in een oversized trui en een spijkerbroek. Een beetje zoals de hoofdpersonen op de omslagen van haar verhalen er uit zien. Ze zit op een bank met een grand foulard, met op de salontafel een paar van haar recent verschenen pockets. Ze was een van de eersten die over paarden schreef, zo vertelt ze. Dat is heel populair. De verhalen zijn bedoeld voor 10-14 jaar en veel van de feiten uit haar eigen leven komen ook in haar verhalen voor. Al heeft ze Fiep nog nooit opgevoerd.

Een knuffel past ook niet meer bij haar doelgroep, zo gaat ze verder. Meisjes zijn op die leeftijd al voorzichtig met jongens bezig. Haar boeken zijn aardig modern, maar omdat ze bij Kluitman publiceert, moet ze wel netjes blijven. Helen is op het moment van de foto ook moeder van twee kleine kinderen, zo blijkt. En ze woont op een bovenwoning, in Rotterdam.

Haar romanfiguren liet ze bijna allemaal buiten in de polder wonen. Daar waar het mogelijk is om paarden of honden te houden. Of waar je een hotel kunt bestieren. Ze hebben of krijgen ook allemaal een heel huis. Er is, zodra er getrouwd wordt, geen enkel stel meer bij dat een bovenwoning betrekt. Kinderen worden er in die series al wel geboren. In een van haar latere verhalen voert ze ook een scene op met een knuffelbeertje, dat onmisbaar blijkt voor een kind.

De foto is van Hans van de Pol. Het interview is van Wilfried de Jong. Ja die. Althans, dat denk ik wel. Want hij komt ook uit Rotterdam en heeft eerst voor lokale kranten geschreven. Hans van de Pol is nog steeds fotograaf, zo blijkt uit zijn website. Herry Behrens, de illustrator van al die Wildhoven, Picadero's en Jeugdhotellen, is inmiddels met pensioen. Kluitman is nog steeds uitgever van jeugdromans en ja, die gaan nog steeds geregeld over paarden. Hoe het met Helen Taselaar is, vond ik echter nergens meer terug.

Ze moet inmiddels begin zestig zijn. De kleine kindjes op de foto zijn nu zelf dertigers. Of ze nog schrijft? Of ze nog paardrijdt? En of ze nog altijd op een bovenwoning woont? Haar boeken waren succesnummers in de jaren tachtig, begin jaren negentig. Maar daarna werd het stil rondom haar. Misschien vond ze het zelf ook wel genoeg. In zo'n tien, vijftien jaar tijd heeft ze veel geschreven. Heel veel. Terwijl die kinderen er toch ook al waren. Een uit de hand gelopen hobby, naast je gewone leven. Een gat in de markt zien en dat grotendeels zelf opvullen. Er is een tijd geweest, dat ik dat ook wel had gewild.

05 november 2018

Goeie reis allemaal!

Dit weekend viste ik weer eens een boekje uit de kast, dat er al heel lang stond, maar dat ik nog niet eerder gelezen had. Of in elk geval zo lang geleden aangeschaft, dat ik de inhoud er van al totaal was vergeten. 24 april 2000, zo las ik op de titelpagina. De datum waarop ik het destijds aanschafte. Ik kon de gelegenheid nog terughalen met behulp van een oude, bewaarde papieren agenda. Tweede Paasdag, boekenopruimingsmarkt Bredevoort. Daarboven had de oorspronkelijk eigenaresse haar naam geschreven, voorzien van jaar en gelegenheid. Sinterklaas 1952.

Bijna zes en zestig jaar geleden. Daarmee is dit verhaal ouder dan ik dacht. Geschreven door de veelschrijver Freddy Hagers alias Guus Betlem en geïllustreerd door de veeltekenaar Hans Borrebach. De heren waren met elkaar bevriend en produceerden samen vele succesnummers. De een het verhaal, de ander de omslag en de illustraties. Meestal bij dezelfde uitgever: Kluitman. Verhalen die makkelijk weg lazen. Leuker geschreven dan anderen uit die tijd. Met een origineler uitgangspunt. Zo ook hier.

Het gaat over het pas getrouwde echtpaar Mart en Truup van Eeckeren. Hij is de bescheiden pianist, zij is de huisvrouw. Hij de kunstenaar, zij het zakelijke brein, dat hem tevens stimuleert om er de kunst toch vooral niet aan te geven. Hij neemt leerlingen aan om een inkomen te verwerven. Zij besluit een pension te gaan runnen, voor jonge meisjes en zo haar financiële steentje bij te dragen. Meisjes van om en nabij de achttien, terwijl ze zelf vijfentwintig is maar nog achttien lijkt.

We krijgen het leven te zien van Atte, medewerkster in een kunsthandel. Dochter van rijke ouders met een verwende moeder en een vader die eenzaam door het leven tobt. Vlotte, gezellige Ienke, afkomstig uit een groot gezin, die zo makkelijk contact maakt. Peet, die wat meer op zichzelf is en een baan vindt op het kantoor in een papiergroothandel. En schuwe Marianke, die absoluut niet kan aarden in het pension.

De situatie duurt precies een jaar. Dan is Peet verloofd met Huug, Marianke bij haar getrouwde zuster ingetrokken en Atte zo goed als verloofd met kunstschilder Jils, tevens vriend van Mart. Wat er met Ienke gebeuren gaat, wordt niet helemaal duidelijk. Wel, dat het pension wordt opgeheven, dat Mart succes krijgt bij het componeren van muziek. En dat Truup zwanger blijkt. Na een witregel wordt nog even in anderhalve pagina duidelijk gemaakt, dat er een dochter is geboren, die de vier namen van de meisjes draagt.

Er zal geen pension meer komen, daarvoor heeft Truup nu geen tijd meer. Blijkbaar is het ook niet meer nodig. Al wordt het ook niet duidelijk, of Mart met zijn kunst genoeg verdient, of hij niet veel op reis zal moeten. Kunstschilder Jils is boeken gaan illustreren, wat hem een regelmatiger inkomen oplevert. Veel problemen opgelost dus. Maar niet alles.

Want Mart en Truup, beiden nog geen dertig, lijken wel alleen op de wereld te zijn. Er wordt niet  gesproken over ouders, broers, zussen of andere familie. Geen vrienden of vriendinnen van vroeger. Het is alsof ze zo maar samen op deze wereld zijn geploft, getrouwd en wel. En alsof Truup zich nooit over iets zorgen maakt. Volgens haar komt alles goed. En dat doet het dan ook. Zo zit de wereld natuurlijk niet in elkaar. Ook in de jaren vijftig al niet.