29 december 2014

Ik kan vogels houden

Ongeveer twintig jaar geleden begon ik, samen met een studievriendin, aan mijn verzameling oude meisjesboeken. En om de tijd waarin ze zich afspeelden, zo'n beetje tussen 1930 en 1970, beter te kunnen duiden, legden we ook allebei een collectie naslagwerken uit die periode aan. De vriendin van toen spreek ik al lang niet meer. Ik weet niet, of ze nog steeds verzamelt. Ik ben het blijven doen, zowel de meisjesboeken als de naslagwerken uit die tijd.

Van de Ik kan serie heb ik al een aantal blogbijdragen geschreven. De serie geeft misschien wel het beste het tijdsbeeld aan van alles wat ik in de kast heb staan, aan handboeken en ander naslagmateriaal. Van Ik kan vogels houden bezit ik alleen de tweede druk, uit 1962. De eerste druk is van een jaar eerder en volgens de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek is er daarna geen editie meer verschenen.

Het is, net als de delen over onder meer koken, huishouden en het verzorgen van planten en bloemen, ook weer een echt tijdsbeeld, samengesteld door een oud redacteur van Onze vogels en een oud hoofdredacteur van Onze zang- en siervogels. Het boek bestaat hoofdstukken over verschillende soorten vogels, over de vogel in het algemeen en de huisvesting er van. Iets over erfelijkheid, ziekten en wetenswaardigheden. Er is een Register op onderwerp, een Register van figuren en een Lijst van afbeeldingen. Er zijn minder kleurenfoto's en reclame advertenties ontbreken zelfs helemaal.

Vogels houden. Onze overbuurman houdt postduiven, hij vliegt er prijzen mee. Het is al voor een groot gedeelte geautomatiseerd en ver geprofessionaliseerd, maar ondanks dat een uitstervende hobby. Men moet er veel tijd, geld en geduld voor hebben en dat is tegenwoordig niet meer aan de orde. Met de ruimte, waar in dit boek nog als mogelijk bezwaar over wordt gesproken, zit het intussen wel goed. Ruimte heeft iedereen wel, tegenwoordig. Maar al het andere niet meer. De siervogelvereniging in ons dorp bestaat al een poosje niet meer. Gebrek aan liefhebbers. En zo vergaat het de postduivenverenigingen ook steeds vaker.

Mijn buurman had siervogels, onze ooms ook. Maar hun kinderen hebben de hobby's niet overgenomen. Bij het overlijden van de heren gingen ook de vogels inclusief volière 'weg'. Dat is misschien ook wel de reden waarom er van dit boek geen derde of volgende druk meer is verschenen. Moge dit werk nog talrijke vogelhouders van dienst zijn bij hun boeiende liefhebberij, zo eindigt het voorwoord van de samenstellers als toevoeging op de tweede druk.

Een liefhebberij. Ook zo'n woord dat niet meer gebruikt wordt. Dames deden aan handwerken, heren hielden hun vogels. En jongens? Die knutselden. Dat deden mannen trouwens ook graag. Ook daarvan is een boek in de Ik kan serie verschenen, dat eveneens in mijn kast staat. Wordt vervolgd. Over een andere liefhebberij uit de vorige eeuw.

21 december 2014

Techniek in Nederland in de twintigste eeuw : huishouden, medische techniek

Er stond maar één deel in die naslagkast. Jammer. Waren het er meer geweest, had ik er meer meegenomen. Want dit is een leuke serie. Ik herkende de boeken uit de tijd, dat ik nog mediathecaris op een hogeschool was, en we het daar voor de naslagwerken aanschaften.
De serie werd halverwege de jaren negentig gestart en is tot 2003 voortgezet, zo blijkt uit een speciale website. Ik heb dus nog even door te sparen.

Huishouden en medische techniek, of, zoals op het omslag staat Huishoudtechnologie en medische techniek, is het vierde deel in de reeks en stamt uit 2001. Op het omslag vier sprekende illustraties van reclame en oude Postbus 51 achtige posters. Het exemplaar rechtsboven is zowaar een Borrebach.

Het boek bestaat uit twee delen, die elk apart genummerde hoofdstukken hebben. De Borrebach illustratie komt uit hoofdstuk 4 van het Huishouden-deel: De oorlogseconomie : noodgedwongen vindingrijkheid, 1940-1945. Het pamflet werd gemaakt in opdracht van de overheid. Door gebrek aan de benodigde vetten, was er direct bij het uitbreken van de oorlog schaarste aan grondstoffen voor huishoudelijke zeep. Tegen inlevering van vijf kilo beenderen bij slagerijen kon men buiten het distributie-systeem om een stuk huishoudzeep of een pak waspoeder verkrijgen, zo staat er als bijschrift.

Beide delen zijn zo chronlogisch geordend, tussen pakweg 1900 en 2000. Elk hoofdstuk is geschreven door een team van wetenschappers. En ook de redactie van de reeks heeft een aantal vooraanstaande geleerden in het team zitten. Het is dan ook niet zo maar een reeks boeken, er is een speciale stichting voor opgericht en er is door het Prins Bernhard Cultuurfonds,. het vroegere Anjerfonds, een flinke subsidie voor verstrekt ook. Geld genoeg dus om het goed en gedegen samen te stellen. Dat blijkt al na het lezen van dit ene deel.

Het is gemakkelijk te lezen en er is gedegen onderzoek gedaan. Dat blijkt wel uit de enorme lijst van geraadpleegde bronnen aan het eind van het boek, die ook weer chronologisch per hoofdstuk genummerd zijn. Waar mogelijk is van elke illustratie of foto ook weer de herkomst vermeld. Zo herkende ik een afbeelding als een advertentie uit Ik kan huishouden, en dat staat dan ook keurig als zodanig vermeld.

Het medische deel verhaalt vooral in een aantal hoofdstukken over de doorbraken op medisch gebied. Hoe een huisarts vroeger alles deed en hoe er langzaam specialisten waren. Hoe de medische kijk op het lichaam veranderde. Wat het röntgenapparaat betekende voor de geneeskunde. Het is allemaal minder leuk leesvoer dan het huishouden in de laatste eeuw, maar interessant is het wel.

De andere delen tot zo 2001 ken ik ook. Althans, van het globaal doorkijken. In het begin van het nieuwe millennium was ik bibliothecaris op een hogeschool in Den Bosch. En daar heb ik die reeks nog 'ingewerkt', wat betekende: opnemen in de catalogus en van de juiste stickers voorzien. Ze mochten helaas niet in 'de uitleen' maar waren uitsluitend bestemd voor in de naslagkast. Om het in de trein te gaan lezen was het toch al veel te zwaar en te groot. Maar om er nu een in de kast te hebben, die ik op mijn gemak in de bank kan doorbladeren, dat is toch wel heel leuk.

Zijn er misschien nog bibliotheken, al dan niet van hogescholen, die deze serie in hun collectie hebben en er niets meer mee doen? Die overwegen om ze af te schrijven, om nog maar eens een vakterm uit die tijd aan te halen? Ik hou me aanbevolen. Deze serie is beslist de moeite van het sparen, bewaren en herlezen waard.

05 december 2014

Mieke. Als de vrijheid lokt...

Ze lokt zelf nog meer als haar vrijheid, deze Borrebach versie van de dertiende Mieke. Ogen zwoel half geopend, een ook al half geopende mond met witte tanden, golvend haar, oogschaduw, een hand elegant boven haar voorhoofd en een blouse die ver open staat. Verder dan zou moeten. Mét de suggestie, dat ze er niets onder aan heeft.

Maar deze Mieke is geen hoofdrolspeelster in een schimmig romannetje, nee, dit is een deel uit de meisjesboekenreeks van Mien van 't Sant waarin we een meisje haar gymnasium zien doorlopen. En waarin alles zo voor zich spreekt en ondanks het jaar van uitgave - 1969- alles nog zo vreselijk conservatief is.

Mieke zit dus voor haar eindexamen, en deze uitslag-sfeer wordt, aldus de tekst op het omslag, goed door de schrijfster verwoord. Misschien. Denk er zelf toch anders over. Ik heb zelf twee keer eindexamen middelbare school gedaan. Een keer mavo, een keer havo. En in beide gevallen stond ik er zodanig voor, dat er weinig spannends meer aan was. Beetje zenuwen over de exacte cijfers, had ik. Mieke hoeft helemaal nergens zenuwachtig voor te zijn, want die staat er uitstekend voor. Maar ja, haar vriendinnen hè. Tonnie vooral. Die zou het nog wel eens niet kunnen halen. Maar ze haalt het. Net als de anderen.

De rector is vaderlijk, beschermend en heel persoonlijk bij zijn toespraak. Ze krijgen zelfs een persoonlijke uitnodiging bij hem langs te komen, als klas. Op dat moment is Erica van der Stoep al de verloofde van Mieke's stiefbroer Peter. Jawel, zo van het gymnasium af en binnen een week verloofd. Dus twee keer feest voor Mieke, want ook haar zus Madelon gaat trouwen. De bruiloft zelf, daar moeten we dus nog even een deeltje op wachten. En dan mag ze nog met haar ouders mee naar Oostenrijk, waar Peter al piano studeert en Tonnie zang zal gaan doen.

Het zijn indrukwekkende dagen voor Mieke. Ja, zulke dingen maken indruk als je achttien bent. Maar de schrijfster doet het toch een beetje voorkomen, alsof je ze ook móet meemaken op die leeftijd. Alsof verloven, trouwen en vakanties naar het buitenland voor zich spraken, naast die diplomering. Dat was beslist niet zo. Het moet de meisjes van toen toch op het verkeerde been hebben gezet. Een droomwereld, die niet bestond. Het werd destijds over veel meer meisjesboeken gezegd door deskundigen. Ook hier is het waar.

Terug naar het vorige deel. Daarin moet ze een offer brengen. Hoe en wat precies, dat weet ik nog niet. Maar ik gok dat ze intussen toch wel in het examenjaar van het gymnasium is aangekomen. Zonder al te veel problemen. Met alle bekenden uit de andere delen. En anders staat dat vast wel weer aan het begin van het verhaal. Wordt vervolgd.

29 november 2014

Rode rozen voor Kim

Kim Sybrands heeft een Engelse moeder en een Nederlandse vader. Haar ouders zijn gescheiden en Kim woont bij haar vader in Nederland. Pa Sybrands is een bekend regisseur en bevriend met een Engels landheer, die een dochter heeft, die weer een bekend schrijfster is. James Selby wil een boek van zijn beroemde dochter verfilmd zien en heeft Kim, die tot dan toe alleen nog maar kleine rolletjes heeft gespeeld, in gedachten als hoofdrolspeelster. De mannelijke hoofdrol levert problemen op. Ze hadden de bekende acteur Brendon Stewart op het oog, maar die weigerde, omdat hij een onbekende tegenspeelster zou krijgen. Kim dus... Wat een arrogant heerschap, denkt Kim bij zichzelf. En krijgt al bij voorbaat een hekel aan Brendon.

De filmproductie wordt in het verhaal beschreven en uiteraard de haat-liefde verhouding, tussen de arrogante maar o zo knappe al bekende acteur en de dochter van de regisseur, die niet op haar mondje gevallen blijkt. En uiteraard wordt het ruzie tussen die twee. Wat uiteraard ook weer goed gemaakt wordt, maar niet nadat er eerst diverse misverstanden zijn opgelost. Kim moet er dit keer een ernstige blindedarmonsteking en als gevolg daarvan een auto ongeluk voor krijgen, vóór ze inziet, dat Brendon wel degelijk wat om haar geeft. En uiteraard ontbreken ook in dit geval de omschrijvingen van het al minstens zo bekende Engeland niet in dit verhaal. Er wordt op het eind nog even getrouwd. Dat had ik stilte moeten gebeuren, maar ja, de ook al zo populaire pers krijgt het in de gaten en dan worden er tóch weer foto's genomen. En o ja, vader en moeder Sybrands willen het ook weer samen gaan proberen. Tuurlijk. Heel waarheidsgetrouw allemaal.

Tja. Het is er weer een in de categorie leuk voor mijn verzameling. Eentje van het bekende ingrediënten werk. Het makkelijk lezen voer. Flodderverhaal over een meisje dat haar toekomst droom langzaamaan uit ziet komen: beroemde filmster worden. Uiteraard is haar tegenspeler in eerste instantie een verwaande kwast maar na de nodige ups en downs worden beiden dan toch een paar. Type verhaal van dertien in een dozijn; geen karaktertekening, op de derde bladzijde weet je al wie de bruidegom wordt etc. etc., aldus de recensie van NBD | Biblion. Ditmaal wordt er zelfs niet geadviseerd, aan bibliotheken, het boek toch maar aan te schaffen. Maar dat zal vast toch wel veelvuldig gebeurd zijn. Flodderverhaal. Het zal je als schrijfster of uitgever van het geheel maar gezegd worden.

Over het omslag was de recensent positiever. Die werd Vrolijk  genoemd. Dat vond illustrator Herry Behrens blijkbaar ook. Hij heeft het, een paar jaar later, voor Welkom op De Wildhof, bijna letterlijk overgenomen. Alleen werd dat een heel ander verhaal. Leuker dan dit. Met een bekende zangeres dus. Maar zonder arrogante man. En het verhaal heeft eigenlijk ook een nóg iets vrolijker omslag. Deze uit De Wildhof-serie is echt heel geslaagd.

02 november 2014

Mieke... de vrije vogel laat zich niet vangen

De Mieke-serie bestaat uit in totaal veertien boeken, waarvan ik er dertien heb. Maar ook zonder Mieke als gymnasiaste kan ik een aardig eind komen met mijn recensies over de serie van Mien van t Sant, die ik in de loop der tijd bij elkaar heb weten te sparen, maar nog nooit helemaal gelezen heb. Een serie is chronologisch, maar dat is de volgorde van bij elkaar verzamelen zelden. Zeker als het tweedehands boeken zijn. Ik ben nooit zo'n type geweest, dat op een markt of in een antiquariaat een complete serie kocht, vaak voor veel te veel geld. Liever schuimde ik er van alles voor af, om voor een prikje alles bij elkaar te hebben, uiteindelijk. Zo kon het bij Goud-Elsje gebeuren, dat ik deel 6 als eerste in 1985 kocht en pas tien jaar later compleet was. En, als gevolg daarvan de delen kris kras door elkaar heb gelezen. Pas toen ik de hele serie compleet was, kon ik van voor naar achteren gaan lezen.

In het geval van de Mieke reeks heb ik besloten, om het andersom te doen. Lezen van het slot tot aan het begin. Van deel 14 terug naar deel 1 dus. Deel 13 blijk ik al veel langer in mijn bezit te hebben dan ik dacht. 9 oktober 1999, staat er in. Het is een oud exemplaar van de Prot. Chr. Leesbibliotheek uit Velp, aldus de stempel op het schutblad. Het heeft handgeschreven stickers en is geplastificeerd. Ik kocht het volgens mij zelf op de rommelmarkt in de Brabanthallen. En bij het lezen dwarrelde er nog een blaadje uit ook. Kennelijk van een van de vorige eigenaressen van het boek. Het is een proefwerk biologie, dat Greetje Boerma op 6 september 1978 maakte, op de Groen van Prinstererschool voor MAVO te Appingedam. Ze kreeg er een 5 1/2 voor. 11 fouten.

Tot zo ver dus de buitenkant. Nu het verhaal. Dat is, net als het laatste deel, gauw verteld. Ook al, omdat er ook hier een lijstje met voornaamste personen zijn opgenomen. Mieke, die dus net haar gymnasiumdiploma heeft behaald, viert haar zomervakantie en start haar studie Duits. In die tijd logeert ze een paar weken bij haar vriend Leo van der Hoek in Hillegom, die haar een huwelijksaanzoek doet, dat ze afwijst. Haar zus Madelon trouwt met Jan en dat maakt diepe indruk. Ze ontmoet er overbuurjongen Bram van der Stoep weer, die haar nog altijd plaagt, maar voor wie ze nu ineens diepere gevoelens koestert. Vriendin Erica is dus verloofd met stiefbroer Peter. Vriendin Tonnie is op zoek naar een baan in de horeca en misschien kan vriend Leo haar daar wel aan helpen. Broer Rob breekt met zijn verloofde Mirjam Andersen en oppervlakkig kennisje Floor Dekker zet zich in voor minder bedeelden. Mieke gaat op kamers, wordt ontgroend, ziet de liefde nog even niet zitten, maar als het dan toch moet, dan graag met Bram. Maar eerst nog even slagen voor haar rijbewijs. Voor de theorie dan. De praktijk heeft ze al. Rijbewijs en huwelijksgeluk, dat zal dus in het laatste deel gebeuren.

Het verhaal eindigt met een naschrift, dat lezeressen moet aansporen, toch vooral het laatste deel nog te gaan lezen en als het kan, ook aan te schaffen. Zou Mieke zich niet wat eenzaam gaan voelen, zo luidt de vraag. Madelon getrouwd en Rob wel of niet verloofd. En kijk eens naar haar vriendinnen! Haar studie en het studentenleven leggen volkomen beslag op haar tijd, maar er zijn nog andere dingen in het leven die een mensenhart beroeren. Zal zij tegenover het andere geslacht maar steeds een afweerhouding blijven aannemen? Hoe het met Mieke afloopt, kunnen jullie tot besluit lezen in het laatste boek van de Mieke serie: 'De vrije vogel gekooid' van dezelfde schrijfster. 

Maar steeds een afweerhouding, jawel. Mieke de Rooy is net achttien en beslist niet dom. Want, zo zal blijken uit deel twaalf, wat hieraan vooraf ging, ze had een fantastische cijferlijst bij haar slagen voor het gymnasium. Volkomen logisch, dat zo'n meisje niet aan de man wil. Of ten minste niet meteen. Maar ja. Hoe het afloopt, weten we dus al. Binnenkort dus, wat er aan de bruiloft van haar zus en de vakantie vooraf ging. Wordt vervolgd.

29 oktober 2014

De Zwitserse keuken

.... is een lust voor oog en tong! aldus de achterflaptekst. Er is een kostelijke verscheidenheid aan kaasspecialiteiten, het is een keuken met zijn rijke en gevarieerde aardappelgerechten, heerlijk bereid rundvlees, kalfsvlees, mals schape- en lamsvlees. Je zou er honger van krijgen, van zo'n wervende tekst. Breng afwisseling in uw kookgewoonten, zo eindigt het, met dit veelzijdige kookboek van Marianne Piepenstock, bekend van: De Oostenrijkse keuken, Specialiteiten van de Duitse keuken, De Franse keuken en De Scandinavische keuken. 

En dat voor een pocket uit de Prisma reeks. Zonder plaatjes, met alleen maar tekst. Nou ja, er staat een stilleven van kaas, wijn, vlees en een fonduepan op het omslag. De samenstelster woont zelf in München, zo valt in dit kookboek te lezen, en heeft niet alleen vrienden in Duitsland, maar ook in Zwitserse gebieden. En, net als in het kookboek van Duitsland, wordt ook hier iets over het land vertelt, zijn inwoners, de gewoonten. Over hoe Zwitserland al tijden gespaard werd van oorlogen en hoe vele volkeren vreedzaam naast elkaar kunnen leven. Hoe veeltalig de inwoners zijn. Hoe veelzijdig de keuken daarmee ook geworden is. Van diverse vrienden uit het land werden recepten gevraagd en vervolgens opgeschreven.

Ditmaal geen onderverdeling in kantons, zoals dat in de Duitse variant nog wel werd gedaan. Ditmaal gaat het meer in de volgorde van opeten op een dag. Dat wil zeggen: beginnend met de Hartige hapjes, fijne salades en hapjes in gelei, dat je zo rond het borreluur serveert, via de Aardappelgerechten, Vleesgerechten en Kaasgerechten als hoofdgerecht, naar Koek, gebak en vlaaien voor bij de koffie.

Er wordt iets over rösti verteld. Wat het is en hoe je het klaarmaakt. Varianten daarop. Iets over Fondue, wat we kennelijk in Nederland toen nog niet hadden uitgevonden. Dit boekje is uit het eind van de jaren zestig. Tien jaar later zou heel ons land ook fonduen.  Niet alleen met kaas, zoals hier wordt omschreven, maar ook met chocolade en vooral met olie. En was de pan al elektrisch, waar deze in dit boek nog op spiritus brandt. Hier wordt fonduen als gezellig en lekker omschreven. Mijn herinnering is vooral vergelijkbaar met die van Paul de Leeuw. Zoals hij de kerst schetst, waarin gegeten werd met fondue. 'En dan kwam mijn moeder binnen met de pan: PAS OP! Heet! Dit is gloeiend vet! Afblijven!' Zo ging het bij ons thuis ook. Afblijven van die vorkjes ook, want die werden net zo goed heet, als ze in de olie hadden gelegen. Nee, ik was blij toen in huize Vissers het gourmetstel werd aangeschaft. Die pannetjes op een plaat, was toch een stuk minder eng.

Zou er nog wel aan fondue gedaan worden? Of is het voorgoed voorbij? Veel van wat in dit kookboek staat, wordt niet meer klaargemaakt. Misschien dat je het in een traditioneel Zwitsers restaurant nog kunt krijgen. Of dat mijn half Zwitserse, aangetrouwde tante het nog voor me zou kunnen koken. Maar ook dat betwijfel ik, want ze is zelf Nederlands, maar met een Zwitser getrouwd. En heeft last van haar hart. Dan is dit kookboek, net als al die anderen, af te raden. Want ook hier vliegt het braden in boter en vet, de sausen op basis van maïzena en het eigeel je weer om de oren. Maar ach. Voor de verzameling en voor het tijdsbeeld van toen is het weer een leuke aanwinst.

Marianne Piepenstock bezat schijnbaar vrienden over heel Europa, want ze heeft dus nog een aantal kookboeken meer geschreven. Mijn ogen maar eens goed de kost geven, op die enkele rommel- of kofferbakmarkt die ik nog bezoek. Wie weet, kom ik haar andere schrijfsels er ook nog wel eens tegen.

De Zwitserse keuken verscheen oorspronkelijk in 1964 bij uitgeverij Heyne in München onder de titel: Schweizer Küche en werd vertaald en door A. Hollaar-Pitstra.

19 oktober 2014

Mieke.... de vrije vogel gekooid

Dit boek is, aldus de inleiding van de schrijfster, het vervolg op 'Als de vrijheid lokt...'en 'De vrije vogel laat zich niet vangen.' Het kan echter ook als op zichzelfstaand boek gelezen worden. Dat heb ik dus gedaan. Voor degenen, die dat doen, zo gaat Mien van 't Sant verder, volgt hieronder een lijstje van de voornaamste personen, die in de voorafgaande delen voorkomen. Ook voor dit laatste 'Mieke-boek' wens ik mijn lezeressen enkele uren van ontspanning toe.

De Mieke reeks, voor meisjes tot plm. 18 jaar bestaat in totaal uit veertien delen, waarvan ik er dertien in bezit heb, voor het grootste deel met omslag en allemaal met illustraties van Hans Borrebach. Echt gelezen heb ik ze nog nooit. Ze staan in een van de boekenkasten en ik heb er zo af en toe een blik in geworpen. Op de keerzijde van de titelpagina staan de veertien voorafgaande delen van deze serie benoemd.

Het begint met Mieke op 't Gym en wordt vervolgd met Mieke als gymnasiaste. Dat zullen de schoolavonturen in de brugklas wel zijn. Vervolgens is ze in een deel vaders zorgenkind, gaat ze onder meer kamperen en treedt ze op als dierenbeschermster. Ze krijgt haar vrijheid, laat zich niet vangen, maar is uiteindelijk toch 'gekooid'.  En op dat moment is ze dus net negentien. Studeert precies een jaar Duits. Om zich dan, alsnog, te verloven met officier en overbuurjongen Bram van der Stoep. Zijn zus Erica is verloofd met Mieke's stiefbroer Peter, zoon uit het eerste huwelijk van haar stiefmoeder.

Peter is concertpianist, Erica studeert zang. Mieke heeft nog een zus, Madelon, die met een tandarts is getrouwd, en een broer, Rob, die zo ongeveer verloofd is met Miriam Andersen, vriendin van Mieke en student aan de academie voor beeldende kunsten. Dan zijn er nog vriendin Annelies, intussen leerling aan de kweekschool voor onderwijzers en Mettie, een kamergenoot van  Mieke.

Alle personen en toestanden in dit boek beschreven zijn geheel ontsproten aan het brein van de schrijfster, zo laat uitgever Eekhoorn op de keerzijde van het schutblad ook nog weten. Een schrijfster, die uiteindelijk meer dan honderd boeken schreef. Meisjesromans en, toen dat genre uitstierf, streekromans. Ik bezit er nog een groot aantal meer van haar. En wie weet, ga ik ook ooit nog over tot een beschrijving van de eerdere Mieke-delen. Maar nu nog even niet.

Dit deel heb ik gelezen en vond ik erg stereotype. Een wereld waarin kunst als een serieus beroep wordt gezien. De kunstacademie, het conservatorium, het mag en het geniet aanzien. Maar waarin niet gelanterfant mag worden. Geen mondaine vriendinnen en als je niets te doen hebt, ga dan je oude oma maar verzorgen. Waarin tegelijkertijd zakelijkheid van belang is. Daarom is vader De Rooy leraar Duits en de man van zus Madelon tandarts. Dit laatste deel werd uitgegeven in 1970, maar speelt zich zeker tien jaar eerder af. Er is al wel iets van een studentenleven en disputen aanwezig, maar als het er op aankomt, wordt er toch gewoon in vol ornaat getrouwd. En is het op je negentiende al de hoogste tijd om je te verloven met de man die je al heel lang kent. Veilig en geborgen.

Gekooid, zogezegd. Iets wat meisjes zich in 1970 niet meer lieten zeggen, maar wat Mien van t Sant toch nog wel predikte. En Hans Borrebach van een omslag voorzag. Mondainer dan de schrijfster het bedoeld had. Hij had meer oog voor de revolutie, die zich onder de jeugd afspeelde. Meisjes lieten zich in 1970 niet meer alles zeggen. Die verloofden zich niet zo maar meer met de overbuurjongen om maar gebonden te zijn.

Waarschijnlijk heeft Hans Borrebach het verhaal ook niet meer gelezen. Hij dacht misschien wel hetzelfde als ik: de vrije vogel gekooid, dat betekent vast: een huwelijksaanzoek geaccepteerd. Daarvoor hoef je als illustrator alleen maar even de laatste pagina van het verhaal te lezen. En ook hier klopt het weer. Zoals ik zelf ook altijd eerst het laatste blad van een verhaal lees, om te weten, of ik het hebben wil. Een goed meisjeboek eindigt met een verloving, een huwelijk of een aanzet daartoe.

05 oktober 2014

Max, Rie, Els en Lotty

Het zou zo maar een titel kunnen zijn van een boek uit mijn verzameling. Maar dat is het niet. Ik weet ook niet eens, of er een boek met deze titel bestaat. Max, dat staat voor schrijfster Max de Lange, Rie voor haar min of meer vaste illustrator Rie Reinderhoff. Els is Els Schaafsma - Berkhout, ofwel Goud-Elsje. De bekendste romanfiguur van Max, die Rie een gezicht gaf. En Lotty, dat is dan weer een van de vriendinnen van Els. Die vier hebben met elkaar te maken. Want, zo kwam ik pas een paar jaar geleden via een pdf van een oud Christelijk tijdschrift te weten, Lotty is Rie. Of omgekeerd. Max was niet altijd Els. Feitelijk was ze Rietje.

Dit klinkt ingewikkeld, voor wie de serie van Goud-Elsje niet kent. Het laat zich nog het makkelijkst vertalen als: Max de Lange was autobiografisch in haar verhalen, en dus ook in de succesvolle reeks over de vijftienjarige HBS-er die eindigt als doktersvrouw, moeder van vier kinderen. Zulke dingen, via via en goed zoeken kunnen achterhalen, vind ik leuk. t Is ook mijn werk. Ik ben gediplomeerd speurneus en verdien er nog altijd mijn geld mee.

Al in het eerste deel maakt Els kennis met Lotty en haar moeder. Lotty is dan veertien en ziek. Ze moet een rustkuur ondergaan in een bosrijke omgeving en heeft daarvoor het huis van de familie van Els uitgekozen. In het tweede deel zijn Els en Lotty om en nabij de achttien en woont Lotty met haar moeder in Lugano. In de delen drie tot en met zes komt Lotty nog maar sporadisch ter sprake. Om in deel zeven en acht als hoofdpersoon terug te keren. Dan is Lotty inmiddels Lot geworden, illustratrice en, tegen haar zin in, nog vrijgezel. Pas aan het einde van deel acht vindt ze haar geluk. Els is intussen schrijfster geworden, maar Lot raakt met nog een schrijfster bevriend, Renée Fabery. Of Max daar zichzelf in zag?

Ze heeft Lotty in elk geval compleet naar Rie gemodelleerd, zo las ik in dat oude tijdschrift. Want ook die was zwak als kind en moest kuren in het buitenland. Ook zij kreeg een akelige recensie te lezen, waarin ze compleet werd neergesabeld. Net als Lotty. Dat Max haar eigen familie heeft gebruikt voor de familie van Els, begreep ik van een oude mevrouw, met wie ik lang geleden eens in de trein in gesprek raakte. Ik haalde toen een Goud Elsje te voorschijn, met als doel het weer eens te gaan lezen. Zij zag het en informeerde of ik het een mooi boek vond. Wat volgde was een gesprek over wat haar 'tante Max' bleek. Van die dame hoorde ik, dat Max de Lange het nakomertje was uit een gezin, dat zo ongeveer van dezelfde samenstelling was als de familie van Els.

En dan komt er dus nog een schrijfster in de verhalen van Lotty voor. Een getrouwde dame van begin veertig met drie puberzonen. Ouder dan Lotty. Rie en Max scheelden elkaar in werkelijkheid minder in leeftijd. Max was moeder van vier zonen en een dochter, toen ze deze delen in de Goud-Elsje serie schreef. Maar toch. Iets uit haar eigen leven en dat van haar illustrator heeft ze dus toch gebruikt.
En misschien heeft de naam van Els' jongste zusje toch ook weer van haar illustrator geleend.

Waar halen schrijfsters het vandaan. Hoe komen ze tot schrijven. Hoe verzin je het. Nou, zo dus. Door iets van jezelf te vertellen, dat voor het verhaal een beetje te verdraaien zodat het beter past en er, met toestemming, van iemand die je persoonlijk kent, nog wat aan toe te voegen. Schrijven is eigenlijk heel makkelijk om te doen.

21 september 2014

Specialiteiten van de Duitse keuken

Sinds zes jaar woon ik pal aan de grens. Duitsland ligt zo ongeveer in de achtertuin. Manlief is geboren en getogen grensbewoner en dankzij hem had ik al wel eens kennisgemaakt met de Duitse keuken. Duits gebak uit een Konditorei en Duitse Schnitsel uit een Imbiss. Koken kunnen ze wel, die Duitsers. Het tegen hele schappelijke prijzen beleefd aanbieden kunnen ze ook. Inmiddels zijn we er zo'n beetje vaste klant. En we zijn bepaald de enige Nederlanders niet. Ook de weekboodschappen haal ik inmiddels over de grens. Wat dat betreft ben ik ook al aardig Duits. In de zomer staan er grote knackworsten met aardappelsalade op ons menu, bijvoorbeeld. Uit blik en pak, maar toch. Bij de koffie een stukje Ritter, die zo Quadratisch, Praktisch und Gut is en 's morgens bij het ontbijt Mehrkornbrötchen. Zo kan ik nog wel even doorgaan.

Zelf echt Duits koken, met verse ingrediënten, doe ik nog niet. Ben sowieso - Duits woord, jawel - meer een spaarder dan een uitprobeerder van kookboeken. De specialiteiten van de Duitse keuken is een Prisma pocket, die ik vorig jaar kocht. En voorzichtig doorbladerde. Dit exemplaar uit 1969 begint een beetje los te laten. 45 jaar is voor een pocket, toch vaak nog synoniem voor wegwerpboek, ook al een hele leeftijd.

Deze pocket is, aldus de wervende tekst op de achterkant, een onderschatting van de grote gevarieerdheid aan gerechten die men binnen het Duitse grondgebied kan vinden. Er is nog veel meer. Toch vond ik het boekje al vrij compleet. Want als je het boekje openslaat, zie je, dat het geografisch, per deelstaat, is gerubriceerd en daarbinnen alfabetisch. Het  begint dus met Baden-Württemberg en eindigt met Westfalen. Het was dus een kookboek van twee landen tegelijk, Oost- en West-Duitsland. Dat was toen helemaal geen vanzelfsprekendheid. Veel reisgidsen deelden het gebied nog als vanzelfsprekend in twee landen. En wie ging er vroeger eigenlijk naar Oost Duitsland op vakantie?

Enfin, de gerechten zijn dus uit alle windstreken. En behalve de wijze van bereiden, voorziet de schrijfster de lezer ook nog van persoonlijk commentaar. Wat het leuk maakt om te lezen. Beierse stroedels, bijvoorbeeld, cursief aangeduid met het correcte Strudels, is geen dessert waar je ter afsluiting van de maaltijd een nuffig stukje van op je bord neemt. Nee, in Beieren nemen ze bij wijze van fatsoen een bordje soep en daarna een fiks stuk stroedel. Waarna de uitleg volgt wat het precies is. Gebak, waarbij het deeg niet wordt uitgerold, maar uitgetrokken tot het papierdun is.

Er staan veel dingen in, die je nu in de supermarkt kant en klaar kunt krijgen. Spätzle, bijvoorbeeld. Een soort Duitse pasta van deeg. En Kasseler Rib. We lezen dat er in Hessen een spreuk is, die luidt: Zegt elke grage worstjeseter, uit het vuistje smaakt het beter. Want ja, worsten eten kunnen ze in heel Duitsland, niet alleen in Hessen. Zo worden alle gebieden besproken, met een beetje cultuur er door en wat persoonlijke aanvullingen. En het eindigt met een register. Er zijn geen plaatjes en geen tekeningen opgenomen.

Op de achterkant van het boek staat nog te lezen dat de schrijfster ook een boek over de Oostenrijkse keuken heeft verzorgd. Dat bezit ik ook. Kocht het tegelijk met het Hongaarse kookboek als nummer drie. Wordt vervolgd dus. Van het doorbladeren van het Hongaarse boekje werd ik eigenlijk vooral misselijk. De gerechten leken me na het lezen er van helemaal niet lekker om klaar te maken. Dat was nu anders. Hiervan kreeg ik trek. Ben benieuwd wat het Oostenrijkse boekje met me gaat doen.

Specialiteiten van de Duitse keuken verscheen oorspronkelijk bij uitgeverij Heyne in München onder de titel: Spezialitäten Deutscher Lände en werd vertaald en bewerkt voor de Nederlandse markt door S.D. Houtsma - van Schaik.



13 september 2014

Ankie's moeilijke jaar

Het boek verscheen in 1958. Arja Peters schreef het onder zo ongeveer haar eigen naam, Chinny Erling, in plaats van Chinny van Erven. Vier jaar later zou ze het verhaal over Ankie bijna letterlijk overnemen voor het achtste deel uit haar Olijke Tweeling serie, die ze onder haar pseudoniem schreef. De olijke tweeling op zaal negen. Dat verhaal las ik als kind. En herlas het daarna zo vaak, dat ik het nu nog uit mijn hoofd ken. In 2004 kocht ik dit verhaal over Anja. De Olijke Tweeling werd uitgegeven door De Eekhoorn, dit verhaal verscheen bij West-Friesland. Misschien dat het daarom nooit is opgevallen, die vele overeenkomsten. Had ze beide verhalen zo kort na elkaar bij dezelfde uitgever laten verschijnen, was het vast wel opgevallen.

Het enige verschil is dat Ellis en Thelma met zijn tweeën ziek zijn en naar een sanatorium moeten en Ankie alleen. En dat het verhaal over de tweeling wat eerder in het ziekteproces start. Waar zij beginnen met een griepje, daar begint het verhaal van Ankie al meteen met haar tocht naar het sanatorium. Een identieke beschouwing van de lente-vanuit-het-slaapkamerraam, in beide gevallen. Want hoe lang zal het nog duren voor Ankie / Ellis en Thelma dit weer zullen zien? Wanneer zullen we weer thuis zijn?

Beide keren wordt het zaal negen, met beide keren een rondedansje wanneer er een zuster nachtdienst heeft, die nogal populair is.
Twee keer valt te lezen over een spelletje op zaal, waarbij nogal wat lawaai gemaakt wordt, met de angst om betrapt te worden.
Beide keren een ziek meisje, dat na overmatige inspanning overlijdt. Bij Ellis en Thelma is het doordat het meisje in kwestie haar bed uit komt, bij Ankie doordat ze een watergevecht hebben gehouden. In allebei de verhalen het schuldgevoel. Ze is toch niet door onze schuld overleden? Bij allebei de verhalen huilende zusters. In beide gevallen het plezier van een hond, die zo maar op zaal komt en moet worden verstopt. Bij Ellis en Thelma is het hun eigen Spikkel, bij Ankie een aanlopertje.

Het verhaal van Ankie bevat maar één illustratie, op de keerzijde van het omslag. Het verhaal van de Olijke Tweeling had er meer. Het omslag van Ankie is mooier en met meer details afgewerkt, dan dat van de Olijke Tweeling. Ankie is ook wat jonger in het verhaal da Ellis en Thelma, hoewel Hans Borrebach ze er alle drie ouder heeft laten uitzien dan ze in werkelijkheid waren. Maar dat was nou eenmaal zijn handelsmerk.

Van de verhalen van Chinny Erling / Arja Peters werd in recensies wel gezegd, dat het te merken was, dat ze afkomstig waren uit 'een veel-schrijfpen'. Dat is in dit geval zeker waar. Het is gewoon een kopie. Maar wie weet, was het toen ook de uitgever die om een nieuw deel Olijke Tweeling verzocht. Omdat het zo goed liep. En heeft Chinny destijds eerlijk gezegd, dat ze wat uit een ander verhaal had overgenomen. Kennelijk heeft West-Friesland Eekhoorn niet beschuldigd van plagiaat. Het mocht gewoon uitgegeven worden. Al is het verhaal van Ankie nooit meer herdrukt. Dat van de Olijke Tweeling wel. Meer dan twintig keer zelfs. Tot ver in de nieuwe eeuw. Veel-schrijfpen schrijfsters overleven de tand des tijds blijkbaar.


31 augustus 2014

Beter smalfilmen

De derde druk kocht - of kreeg - ik in 1998. De aanschafdatum die voorin staat is ook mijn verjaardag. Ik weet niet meer of ik een kadootje heb gehad of het zelf kocht, die dag. In 2010 voegde ik de tweede druk van hetzelfde boek aan mijn verzameling toe. Het is altijd leuk om verschillende drukken naast elkaar te leggen en te vergelijken. Tussen deze twee edities van Beter smalfilmen zal een jaar of tien zitten, denk ik.

De tweede druk is van begin jaren zestig. Op het omslag een dame uit die tijd met een cocktailglas in haar ene en een brandende sigaret in haar andere hand. Ze kijkt dromerig naar het beeldscherm, dat niet te zien is. Achter haar staat een filmprojector te draaien. Niet zo verstandig om daar bij te roken, want film was brandbaar. Maar goed.Op de derde druk, van begin jaren zeventig, een jonge moeder die haar peutertje filmt, dat eendjes aan het voeren is. Iets minder in scene gezet. Zo zal het in die tijd wel gegaan zijn.

Op de tweede druk staan, eveneens op het omslag, een aantal trefwoorden uit het boek vermeld. Waar het in de tweede druk nog 8- en 16-millimeterfilmen, hoe het niet en wel moet, heet, daar is het in de derde druk super-8 geworden. De techniek had zich verbeterd. Dat blijkt ook uit de inhoud van het boek. Die is nagenoeg identiek. Maar aan de derde druk zijn wat nieuwe dingen toegevoegd, zoals in het hoofdstuk Filmen bij kunstlicht, De kwartsjodiumlamp of sun-gunn. Werkelijk het einde voor het montagewerk, aldus de schrijver. Maar niet met je vingers aankomen, want een beetje lichaamsvet en het verbrandt.

En beide boeken hebben een voorwoord van überfilmer Bert Haanstra. Dat zegt alles over de tijd, waarin het werd uitgegeven. Wie Bert Haanstra niet kende, kocht dit soort boeken ook niet. 

Op de keerzijde van het omslag staat bij de tweede druk te lezen wat er nog meer in de hobby-serie is verschenen. Electriciteit voor iedereen. Radio voor iedereen. Chemie voor iedereen. En een paar titels van de onvolprezen Hans Borrebach: Betere kleurenfoto's maken. Portretfoto's in kleur en zwart-wit. Allemaal mannen-titels. Vrouwen hadden blijkbaar geen tijd voor een hobby.

Op de achtergrond van de derde druk een foto van de auteur in actie. Hans Koekoek vindt van zichzelf dat hij alleen met een camera gebeurtenissen kan noteren, die hij met geen pen zou kunnen beschrijven. Iets wat de uitgever tegenspreekt. Overigens vinden wij dat Hans Koekoek best met zijn pen overweg kan, zo staat er. In dit boek ziet hij kans om zonder omhaal van woorden van een camera-bezitter een filmer te maken.

Zo ging dat toen, in de jaren zestig en zeventig. Veertig, vijftig jaar later doe ik hooguit nog een poging met mijn digitale camera. Onze videocamera ligt al zeker tien jaar te verstoffen in de kast. En een super 8 of 16 millimeter? Die heb ik nooit gehad. Al bestaan er nog wel filmpjes waar ik op sta, als klein meisje. Nee, ik voerde er geen eendjes op, maar het zou zo gekund hebben.

14 augustus 2014

De familie Trapp

Het verhaal van de échte Sound of Music. De film werd gebaseerd op de gelijknamige musical, die op deze autobiografie werd gebaseerd. Nu ken ik de film uit mijn hoofd, maar heb ik de musical nooit gezien. En had ik tot voor kort het boek ook nog nooit gelezen. Ik kocht dit boek onlangs voor een bescheiden prijsje. En las het direct. Het leest goed weg. Maar misschien had ik het beter niet kunnen doen. Want ik heb gewoon teveel Christopher Plummer, Julie Andrews en zeven Amerikaanse kindertjes die voor Oostenrijks door moeten gaan in mijn hoofd zitten, om die niet steeds voor ogen te hebben, tijdens het lezen.

De 'echte' Maria von Trapp  leefde nog toen musical en later film van haar boek over haar familie werden uitgebracht. Ze was er niet zo gelukkig mee. Iets wat ik helemaal begrijp, nu ik ook het boek ken. Want, zoals zo vaak, is het echte verhaal veel meer dan een sprookje. De musical mag dan misschien nog een bewerking van het boek zijn, de film is eerder weer een bewerking van de musical en niet meer dan dat.

Voor wie de film niet kent: Maria, een jonge non, gaat als gouvernante voor een weduwnaar met zeven kinderen zorgen. Ze leert hen zingen en trouwt met de weduwnaar, die kapitein op zee is geweest. Dan heb je driekwart van de film gezien. Meestal zet ik m daar ook af. Er zit nog een stukje Anschluss bij, waarin het gezin er in slaagt om via de bergen naar het vrije Zwitserland te vluchten. The End.

Het verhaal is heel anders. Er zijn weliswaar zeven kinderen Von Trapp, maar die hebben geen gouvernante nodig. Eén van hen heeft een onderwijzeres nodig, en dat wordt Maria. Ze is in werkelijkheid jonger dan in de film. De kapitein is geen arrogante boeman en de oudste kinderen studeren al, als ze bij hen in huis komt. Als Maria met Georg trouwt, zijn we pas halverwege het verhaal en is het ergens achterin de jaren twintig. De crisis wordt beschreven. De familie moet mensen in huis nemen om te kunnen overleven. Via economische maatregelen krijgt Hitler Oostenrijk steeds meer in zijn macht. En uiteindelijk kapituleert Oostenrijk dan ook. Het land wordt nationaal socialistisch. En het gezin Von Trapp, wat intussen met twee meisjes is uitgebreid, moet er mee leren leven, wat ze niet gemakkelijk afgaat.

Ze belanden nog net op tijd in Amerika, waar ze zonder geld en onderdak opnieuw moeten beginnen. Maria heeft inmiddels een nierkwaal opgelopen, die haar al op het randje van de dood heeft laten balanceren. Ze raakt opnieuw zwanger, en ditmaal wordt het een jongen. Ze gaan weer op tournee, komen in betere doen. In Europa woedt de oorlog en volgt daarop de bevrijding. De familie richt een stichting op, om de Oostenrijkers te helpen. Ze worden genaturaliseerd tot Amerikanen. De oudste kinderen verloven zich. En tot slot sterft Georg aan longkanker. Opgelopen, zo blijkt, tijdens zijn duikboot tijd in de Eerste Wereldoorlog. Dan is het 1947. Het verhaal eindigt met een nieuw familiehuis, in Amerika.

Alles bij elkaar zou dat misschien ook wel wat veel zijn geweest voor in een film, zo'n verhaal. Dan was het vast niet zo'n succes geworden. In het boek komt ook geen barones voor, als huwelijkskandidaat, speelt het kloosterleven nauwelijks een rol, is er geen telegrambezorger die verliefd wordt op de oudste dochter, geen oom Max en geen echte talentenjacht. En tussen de huwelijksreis en de Anschluss zat in werkelijkheid een jaar of tien en geen twee weken. Behalve dat er veel van het oorspronkelijke verhaal is weg gelaten, is er aan de andere kant dus ook nog veel bij bedacht, om het verhaal nog wat mooier te maken.

Ik hield er zo maar een kater aan over, na het lezen van het verhaal. Ik denk niet dat ik het nog eens ga lezen, dit boek. Al zal ik het niet weg gooien. Voor de verzameling is het leuk om te bewaren. De film zal ik vast nog wel eens vaker gaan zien. Zelfs al ken ik m al uit mijn hoofd. Dat is gewoon heel leuk voor een regenachtige dag in augustus. Of mei. Of met Kerstmis. Of Pasen. Of wanneer dan ook.
The hills are alive....

05 augustus 2014

De naslagkast van de bieb

Afgelopen zondag was het weer boekenmarkt in Deventer. Ik bezoek de grootste boekenmarkt van Nederland sinds 1992 bijna elk jaar. Het is al lang niet meer de schatkamer van vondsten die het vroeger was. Daarvoor hebben Marktplaats, Ebay en Qoop te goed hun best gedaan. Op die eerste zondag in augustus staan nog steeds honderden kramen langs de IJsselkade en door het centrum, maar veel vinden doe ik er niet meer. Er zijn veel kramen met boeken die niemand meer wil hebben. De boeken van Kameleon, Pinkeltje, Arendsoog, stripboeken van Suske en Wiske, ze raken het aan de straatstenen niet meer kwijt. De heren antiquariaathouders blijven het echter toch proberen. Ik struikel er elke keer weer over.

De reden waarom ik toch nog heel geregeld ga, is de bieb. Bibliotheek Deventer houdt ook elk jaar uitverkoop, op die eerste augustus. Daarvoor moet je een heuse kelder in, voorzien van een eng, stijl trapje. Het is er vochtig en er zijn heel veel boeken. Overzichtelijk gerubriceerd. Er zijn niet alleen afgeschreven bibliotheek-exemplaren, maar ook gewone tweedehands boeken, zonder stickers. In kasten van grond tot plafond. Fictie en non fictie, voor de jeugd en voor volwassenen. Tijdschriften, van alle jaargangen, los en ingebonden. Naslagwerken.

Bij die laatste kast bleef ik dit keer hangen. Er waren woordenboeken, delen van woordenboeken. Van Dale en Koenen, maar ook gewoon Prisma en de voorloper van de Hoe en wat in het... serie.
En er waren veel naslagwerken in de o ja categorie. De naslagwerken die ik moest leren op wat toen nog de opleiding Bibliotheek en Documentaire Informatieverzorging heette. Ik moest er niet alleen in kunnen zoeken, ik moest ook details van de boeken weten. Voor later, als ik op de Inlichtingenafdeling van de bibliotheek zou komen te werken. Waar ik nooit heb gezeten, maar dat wist ik toen nog niet.

Toen, dat was begin jaren negentig. Toen internet er al wel was, maar niet voor de gewone sterveling. Pas in mijn afstudeerjaar, 1996, werd er voorzichtig geëxperimenteerd met inbelverbindingen. Voor wetenschappelijke doeleinden, literatuuronderzoek en zo meer. Maar omdat het telefoontikken waren, was surfen er nog niet bij.

Ik zag de drie oranje en blauwe banden van het ABC van Handel en Industrie. De ook al blauwe en jaarlijks verschijnende Staatsalmanak. Een paar bandjes uit de gele wetboekenserie van Schuurman en Jordens. Het Handboek van de Nederlandse pers en publiciteit. Verschillende jaargangen door elkaar. Nu ook online! stond er bij wijze van wervende tekst, in rood op de rug van een van die handboeken gedrukt.

Dat moet ergens rond de eeuwwisseling zijn geweest. Dat was wat, dat zo'n officieel naslagwerk, met haar professionele redactie nu ook een doorzoekbare website had gekregen. Dat zoiets evengoed een betaald abonnement was, werd er natuurlijk niet bij vermeld. En dat je als organisatie vaak verplicht ook een online abonnement moest nemen tegen meerprijs, waar je voorheen volstaan kon met alleen de papieren editie, werd ook verzwegen.

Hoe veel van die naslagwerken zouden nu nog op papier bestaan? Hoe veel zouden er blijvend zijn omgezet naar een online variant? Er blijken er nog een aantal te vinden te zijn, anno nu. Tegen betaling? Zo ver heb ik niet doorgeklikt. Maar hechten we anno nu nog wel waarde aan een professionele redactie, die elk jaar een boek op een bepaald vakgebied uitbrengt, voorzien van adressen, begripsomschrijvingen en indexen daarop? Of googlen we ons een slag in de rondte, foeteren we soms dat we van alles vinden maar niet dat wat we zoeken, maar zijn we er mee tevreden?

Ik wel. Ik zeg het eerlijk. Want het gaat sneller dan zoeken in een index en het kost me bovendien geen abonnement op zo'n naslagwerk, dat elk jaar verscheen, maar nauwelijks werd ingekeken.
Tijden zijn veranderd. Ik ook... :-)

27 juli 2014

Rondom Holten ligt de wereld

Het landgoed ligt niet ver van de hoofdweg, zo begint hoofdstuk 1, tussen Hallum en Eerlo. Plaatsen die niet bestaan, maar wel Achterhoeks klinken. En het behoorde aan de ook al niet bestaande baron Aerlandt van Eerlo, die het verkocht aan ene meneer Holten, die er De Holterburcht van maakte. Een middelbare school met internaat voor jongens en meisjes, die geen eigen thuis bezitten of daar niet wonen kunnen, om de een of andere reden, aldus de omschrijving.

Eénmaal in het verhaal lijkt de schrijfster zich te verspreken. Dan heeft een van de karakters in het verhaal het ineens over dat vervelende Beuningen. Wat wèl een bestaande plaats is. Twee plaatsen, zelfs. Een grote plaats en gemeente in Gelderland, en een kleine plaats in Overijssel, waar het tot de gemeente Losser behoort.

Beuningen Gelderland, dat ken ik. Ik groeide op in die regio. In de buurt is weliswaar een groot landhuis, maar het ligt niet in Beuningen zelf. Bovendien was dat al in de jaren vijftig niet zo landelijk meer. In Beuningen, Overijssel, is volgens Wikipedia Borgbeuningen te vinden. Een havezate, of wel een versterkt huis of burcht. Dat zou best nog wel eens model kunnen hebben gestaan voor de Holterburcht.

Wie er in het verhaal voorkomen, wordt op de eerste pagina al duidelijk. Er is namelijk een lijst met personen opgenomen, voor het verhaal van start gaat. En dat is nodig ook. Victor Marits, directeur, Miss Wall, lerares Engels en Nancy van Brederode, haar assistente. Enkele leerlingen van de meisjesklas 5a en de jongensklas 5b. Ten slotte nog wat familieleden.

Zes delen bevat het boek. En wat gebeurt er nou eigenlijk? Niet veel. Een hoop geharrewar, tussen de meisjes onderling, tussen de meisjes en de jongens, tussen de meisjes en hun families, met de lerares Engels, maar zelden met Nancy. Er moeten toch ook nog eerste, tweede, derde en vierde klassen zijn. Een internaat heeft meer personeel dan alleen een directeur. En op een school krijg je les in meer vakken dan Engels alleen. Daar lees je allemaal niets van.

Er wordt even gestipt aan de gezinssituaties, gestipt aan de liefde, verliefdheid, spijbelen en andere verboden uitgangetjes. Maar niet meer dan dat. Het verhaal wordt nergens echt goed. Ja, op de laatste pagina blijkt Nancy ineens met de directeur getrouwd. Dat zag je op de eerste bladzijde al aankomen. Nancy is een wondermiddel. En uiteraard gaat de lerares Engels met pensioen. Wie er verder nog werkt, wat alle lagere klassen doen, je komt het als lezer niet te weten. De vijfde moet een HBS klas zijn geweest, want ze hebben tegen het einde van het verhaal ineens allemaal examen gedaan. En zijn allemaal geslaagd ook. Wat ze dan gaan doen, wordt niet verteld. Wel dat ze de Holterburcht hebben verlaten. En dat er nieuwe leerlingen zullen komen. Dat is het dan.

Geen spanning, geen mooie omschrijvingen van emoties, of de natuur. Geen echte vriendschappen of warme familiebanden. Alles even oppervlakkig. Maar goed om te bewaren, als deeltje uit de Zonnereeks. Met illustraties van Borrebach. Het gaat terug de kast in, dus. Niet bij het oud papier. Om de verzameling. Maar niet om het nog eens te lezen.

09 juli 2014

The Heartbreakers: videoclip in Venetië

Het verhaal is, volgens de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek, uit 1990. Heel erg uit 1990, zou ik er aan toe willen voegen. Die titel alleen al, is veelzeggend. Want welk jong meisje zou er nu nog een boek willen lezen over een meidengroep die een videoclip gaat opnemen? Dat was toen heel wat, hoe mooier hoe beter. Maar nu spreekt het al zo lang voor zich. Dat doet iedere artiest. Al zullen ze dat niet allemaal in Venetië doen. Maar dat komt door hun nieuwste single, die Italian Love Affair heet.

Over een paar maanden kwam de C.D. uit, zo staat er op pagina 7 te lezen. Nog zo'n leuk tijdsbeeld. C.D, van Compact Disc, nog met puntjes tussen de beide letters. Als je die een mocht opnemen, als band in 1990, telde je mee. Een bijzonder feit, dat zelfs als tekening tussen de tekst op de achterkant is opgenomen.

In deze prachtige stad, zo staat er verder te lezen, lopen de problemen tussen zangeres Roanna en manager Thierry steeds meer uit de hand. Debbie, invalster van de ziek geworden drumster Sharon, gaat meteen achter Thierry aan.
Debbie heeft geblondeerd haar en veel te veel make up. Een teken, dat ze niet geliefd is en ook niet zal worden. De auteur geeft haar niet populaire personages, die gaan stoken in alles wat eerst goed was, vaker zo'n uiterlijk mee. En ook hier komt de dame tot inkeer, ergens tegen het einde van het verhaal, wanneer ze inziet, dat de meidengroep niet op haar zit te wachten, en ook de mannen in haar buurt verliefd worden / zijn op de Heartbreakers en haar niet zien staan.

Een paar pagina's is het dan nog het probleem wie Debbie gaat opvolgen, want Sharon was ziek. Maar ook dat valt mee, want, ze was dan wel oververmoeid, maar had vooral heimwee naar Rámon. En nu ze die terug heeft, kan ze er weer tegenaan. Ramón en Sharon, je zou het niet bij elkaar bedacht hebben. Roanna heeft na een paar misverstanden om een vrouw voor de derde keer toch Thierry weer terug. Want voor Debbie was het al Desirée met wie ze overhoop lag, omdat ze achter haar Thierry aan zat. Weinig eergevoel heeft ze, die Roanna. Een kerel die je toch met twee vrouwen bedriegt, hoef je toch niet meer terug.

Verder heeft Charlie heeft haar Stefan, Cindy haar Roberto. Alleen Dorith en  Olga zijn nog niet voorzien. Misschien was daar nog een vierde deel voor nodig geweest. Maar dat is er niet meer van gekomen. Een oppervlakkig, ireëel, romantisch verhaal, aldus de recensiePrententieloze ontspanningslektuur die echter voor een nog grote groep meisjes aantrekkelijk blijkt te zijn. Ja. De recensenten herhalen zichzelf ook, net zoals de schrijfster. Die zure professionele boeklezers lijken maar niet te willen inzien, dat meisjes dit soort verhalen gewoon graag lezen. Ook al is het dan volgens hen zo, dat De liefdesintriges (ook van andere meisjes die behoren tot de groep) zeer zwak zijn uitgewerkt en weinig verrassend. Aan karaktertekening is nauwelijks aandacht besteed.

Dat maakt niks uit. Dat deed het in 1990 niet, dat doet het nu anno 2014 nog steeds niet. Dit soort verhalen deden het goed, doen het goed en zullen dat ook altijd blijven doen.

02 juli 2014

Auto's en hun typische eigenaars

Zijn die er eigenlijk nog wel? Mensen waarvan je het vermoeden hebt dat ze wel in Automerk Zus, type Zo rijden? Tegenwoordig lijken alle auto's op elkaar en is er alleen nog maar een onderscheid in kleur en grootte. Oudere auto's, ik herken merk en type vaak al van een afstand. Maar die nieuwe, karakterloze prut, nee. Dit boekje is uit '99. De auto's die er in worden besproken gemiddeld een jaar of tien ouder. Erg leuk. Grappige tekeningen, raak geschreven. Het had, wat mij betreft nog veel dikker mogen worden. En helaas kan ik ook nergens een deel 2 van dit werkje vinden. Misschien heeft de schrijver wel hetzelfde vermoeden als ik. Er zijn gewoon geen auto's met typische eigenaars meer.

Maar hier, in dit boekje vol 'herkenbare vooroordelen', aldus de recensie, komen er dus een aantal voorbij. Herkenbaar, ja, allemaal. En dankzij de illustrator weet je ook meteen welke auto bedoeld wordt. Want ze worden heel duidelijk neergezet. Bovendien weet de schrijver zelf ook aardig wat van auto's af. Eigenlijk moet je het gewoon zelf zien te krijgen, want het laat zich bijna niet omschrijven, dit boekje. Maar goed. Ik doe een poging.

Op elke linkerpagina staat het merk en model auto, met een omschrijving van de kleur, het bouwjaar en een opgave van de kilometerstand. En daaronder een rake tekening. De Citroën 2CV, staat er bijvoorbeeld in. Die is, aldus de schrijver, matgroen met nog matter geel van kleur, van bouwjaar 1977 en de kilometerstand luidt: teller is blijven staan op 264.000.
Rechts staat steeds de naam, leeftijd, het beroep en de woonplaats van de eigenaar. Meestal al heel cliché, maar daardoor erg grappig. De eend is van de 23-jarige Floris Jan van Bierhijssen, die, inderdaad student is en, gezien zijn dubbele naam, uiteraard in Leiden woont. Floris Jan rijdt met z'n eend al jaren langs de kapper, maar is er nooit binnen geweest, zo begint de omschrijving van de eigenaar.

De Mercedes van Henk Groot Abbink staat er ook in. Die woont, gezien zijn naam, inderdaad in Almelo en is, aangezien zijn auto van het type 300 D is, uit 1992, met een kilometerstand van 380.000, vanzelfsprekend koppelbaas van beroep. Henk heeft als hobby motorcross en is een verwoed supporter van Heracles. Hij rijdt altijd veel te hard en ontvangt dan ook regelmatig post uit Leeuwarden. 

En wat te denken van de Citroën DS Break uit 1968 van de 44-jarige Harrie van Gutsen, leraar handenarbeid op een Montessorischool, die altijd gekleed is in een lang grof gebreid vest met grote knopen. Hij heeft een oude, bruine leren schooltas die van hetzelfde bouwjaar is als zijn oude snoek. 

Jan-Riekes Hardering staat er in, met zijn Opel Kadett GSI. Een agrariër uit Barneveld, die helemaal gek is van Normaal en als hij niet met zijn vrienden aan het høken is, bugel speelt in de plaatselijke fanfare BOM (Blaast op Maat).

Dames kunnen ook zo hun voorkeuren hebben. Kimberly, zeg maar Kim, uit Nieuwegein, met lang geblondeerd haar, coupe Benidorm, rijdt in een mintgroene Suzuki Vitara en draagt dag en nacht een te klein Jane Fonda-pakje. Ik vraag mij wel eens af, aldus de schrijver, of je bij het halen van het vakdiploma fitness-beauty- en zonnestudio gratis een Suzuki Vitara krijgt. Want het kan toch geen toeval zijn, dat al die dames in zo'n auto rijden.

Tot slot, Miep van Straten-van Lanen, uit het Friese Olderbekoop. Minister van Verkeer en Waterstaat, in een Ford Scorpio 2.9 I Ghia, die zich met chauffeur laat verplaatsen. Ze zegt dat ze als hobby's snert koken en fierljeppen heeft. En stiekum kijkt ze naar Jerry Springer, als de kinderen naar bed gaan. En o ja, op de tekening lijkt ze verrassend veel op Annemarie Jorritsma, de toenmalige minister van V&W. Maar dat is toeval, want dat staat voorin het boekje. Dat gelijkenis met bestaande personen op toeval berust.
Tegelijkertijd zijn ze, aldus het omslag, buurman, collega, baas en schoonzuster. Ze staan er allemaal in. 

29 juni 2014

Onrust in de vierde

An Vogel, die met haar vader in 'het Vogelnest' woont is volgens juffrouw Mooy een echte vrijbuiter. Ook Fiep, An's vriendin, is een vrolijke klant en het is geen wonder dat het stel het zo goed met elkaar kan vinden. Als ze na de vacantie op het Lyceum terugkomen, is echter plotseling de sfeer in hun klas verdwenen. Carla Rovers, een echte nuf, gooit roet in het eten en het steekt An wel heel erg, dat ook Niek Verhagen, haar beste schoolvriend, door Carla ingepalmd lijkt te worden. 

Zo begint de samenvatting op het omslag. Maar alleen de zin 'Carla Rovers gooit roet in het eten' was eigenlijk al genoeg samenvatting geweest. Het verhaal wordt over veertien hoofdstukken uitgesmeerd, die elk voorzien zijn van een titel.Van Het begint in September via Wacht maar... wacht maar!  via Carla weet het niet naar Laatste bedrijf. En eigenlijk is het hele verhaal niet meer dan één hoofdstuk lang.

Onrust in de vierde is een boek uit de Pionierserie, die, aldus het omslag, rijk-geïllustreerde boeken voor jongens en meisjes van 11-16 jaar brengt. Voor f 2.25 per boek. En bovendien kan elke abonné, met een E inderdaad, die nieuwe abonné's aanbrengt de tweede PIONIERSERIE gratis verdienen. Hoe je dat moest doen? Dat leer je uit het prospectus, zo gaat het verder. dat verkrijgbaar is bij elke goede boekhandel of rechtstreeks bij de uitgever. 

In de eerste serie verschijnen vier boeken voor meisjes en vier voor jongens. Goede, verantwoorde, spannende en dikke boeken, elk van 160-176 bladzijden. De illustraties zijn van Rie Reinderhoff. Mooie tekeningen, van meisjes die toch weer op Goud-Elsje en haar vriendinnen lijken. Die illustraties, dat was eigenlijk de reden dat ik dit boek kocht. Het leek me, ook gezien de layout en de leren band, een soort tegenhanger van de Zonne-reeks. Maar dat werd het niet. Volgens de KB catalogus zijn er alleen in 1953 en 1954 wat titels uitgegeven. De Zonne-reeks zou meer dan twintig jaar bestaan. Ook volgens het principe van abonnees. Maar dan veel succesvoller.


Zo eens in de zoveel tijd maak ik een ronde door mijn kamer vol boeken. Met een grote, lege kartonnen doos. Dan gaan er een stuk of twintig, dertig boeken weg, die ik eigenlijk nooit meer lees. Die ik gelezen heb en die tegenvielen. Die daarbij ook nog geen illustraties van Hans Borrebach en Herry Behrens hebben. Deze uitgave van Boom-Ruygrok gaat dit keer ook mee, richting oud papier. Om plaats te maken voor verhalen, die wel de moeite van het verzamelen waard zijn. Want dit verhaal is absoluut niet goed of spannend, wel verantwoord. Maar niet, wat meisjes van een jaar of 14 graag lazen. Dat hadden de concurrenten toch beter begrepen.

Na even googlen kwam ik er achter, dat er al eerder een blog over dit boek is geschreven. Daar las ik ook, dat de naam van de schrijfster een pseudoniem is van Gerda Nefkens. Onder haar eigen naam heeft ze ook een aantal boeken geschreven hebben. Daar heb ik er ook een paar van. Nog niet weg gegooid. Ik weet uit mijn hoofd niet welke, en weet dus ook niet, of die beter zijn dan dit verhaal. Maar ik zal er toch eens naar op zoek gaan. En dan opnieuw een oordeel vormen. Wordt vervolgd.

24 juni 2014

Elektro kookboek

Gadver, groenten afmaken met een sausje bestaande uit boter, bloem en melk. Op pagina 191 van het Elektro Kookboek staat hoe je dat doet. Laat maar. Want ik weet nog precies hoe het smaakte. Mijn moeder deed t gelukkig alleen maar door bloemkool, die van zichzelf ook al nergens naar smaakte. Maar volgens dit boek kan de vrouw des huizes het ook nog door asperges doen, of koolraap of andijvie. Brrr... Vroeger maakten ze de groenten gewoon letterlijk af.

Dit is eigenlijk een heel omvangrijk kookboek. Wel heel tekenend voor die tijd. Want ook nu denk ik weer, als ik er zo doorheen blader en zo af en toe een recept lees: geen wonder dat iedereen hart- en vaatproblemen kreeg. Wat vet allemaal. En wat veel. Voorgerecht, hoofdgerecht, nagerecht. Alles met boter, in grote hoeveelheden. 

Maar wat dit leuk maakt om te lezen, is dat er ook over elektrisch koken wordt gesproken. Over pannen, en andere elektrische toestellen voor gebruik. Zoals daar zijn: koelkast, keukenmachine, automatische broodrooster en de mij volstrekt onbekende direct verhitte melkkoker. Er staat iets in over de inrichting van de keuken. Dekken voor een diner. Schenken van wijn. En Praktische raadgevingen, met een tiental menu's voor elk seizoen, iets over meten en wegen. En dan tot slot bijna 300 pagina's recepten, die helemaal aan het einde nog eens in alfabetische volgorde terugkomen, waarbij de titels van de hoofdstukken vet gedrukt zijn.

Het boek heeft een voorwoord van Prof. Dr. C. den Hartog, die er een ware literaire prestatie van maakte. De illustraties zijn bijzonder instructief, terwijl enige fraaie kleurenplaten attractieve gerechten of voedingsmiddelen doen zien. Alsjeblieft. Of, in gewoon Nederlands: Er staan leuke advertenties in, op glanzend papier, in zwart wit.

Advertenties van een AEG fornuis en een Constructa afwasautomaat. Tussen de recepten door, ook op glanzend papier voorbeelden ter illustratie. Het spuiten van sprits, staat er bij vermeld. Of gegarneerde cake. Er zijn zelfs een paar kleurenopnamen bij. Van Zonnebloempudding, Vruchtensla met yoghurt en Ingrediënten voor 'groenten in mosterdsaus'.

Het recept voor sladressing staat er ook in. Een van de weinige dingen die ik van mijn moeder leerde en zelf nog wel eens gebruik. Scheut azijn, scheutje olie, peper, zout, scheutje aroma en wat mosterd door elkaar mengen in een schaal met deksel.. En dan daar geschaafde komkommer door. Of tomaat met een gesnipperd uitje. Door elkaar scheppen. Liefst even laten intrekken in de koelkast met het dekseltje er op. Lekker bij eigenlijk alles. In tegenstelling tot dat sausje van boter, bloem en melk.

En het is niet zo maar een kookboek. Nee. Het is een uitgave van het Centraal bureau der vereniging van directeuren van electriciteitsbedrijven (met een c, inderdaad) in Nederland, te Arnhem. Dat je niet denkt dat ik voor die ene euro op de rommelmarkt een vod heb gekocht.





07 juni 2014

Lentebloemen in de winter

Voor Marcel, staat er op de keerzijde van de titelpagina. Dat lijkt me de man van de schrijfster van dit boek. Een 'moderne' Zonnereeks, uit 1969. Het was al uitgeverij Westfriesland en geen West-Friesland meer. En Hans Borrebach als illustrator was ingeruild voor Herry Behrens, die toen nog als Herson werkte.

Herry Behrens, zo las ik laatst in het jubileumboek over 150 jaar Kluitman (nieuw, € 39,90, aanrader!) was ook iemand uit de reclamewereld. Net zoals Borrebach dat was. Gewend om snel en treffend te tekenen. Zo ook in dit verhaal. Er staan een paar afbeeldingen in. Steeds met Yvonne ter Burch, de hoofdpersoon er op. Modieus gekleed en gekapt voor die tijd. Ze zit in een jaren zestig trein en stapt in een jaren zestig auto. Yvonne is onderwijzeres uit Zuid Nederland. Komt ze uit Den Bosch? Tilburg?

De trein die ze vanuit het ouderlijk huis heeft genomen  doet Eindhoven als eerstvolgende station aan nadat ze is ingestapt. Het kan ook nog Weert zijn, als ze van de andere kant komt. Maar of het nou Noord-Brabant of Limburg is, dat kom je als lezer niet te weten. Wel, dat  Yvonne is in het eerste hoofdstuk al op weg naar Leiden, waar ze is gaan werken.

Over haar baan lees je niets, over haar familie, die uit vader, moeder en zusje Cissy bestaat, ook niet. Wel over het leven op kamers. Veel zelfs. Over de medebewoonsters Dorris en Liesbeth, beiden eerstejaars. Over de ontgroening, en de vriendschap die er meteen is. Over hoe Yvonne zich als werkende vrouw blijkbaar heel gemakkelijk tussen de studenten begeeft. Uit gaat tot 's avonds laat. Er is al meteen in de trein een ontmoeting met Rob Hansen, die nogal opzichtig werk van haar maakt. Hij maakt de hele treinreis met haar mee, want hij woont ook in Leiden. En hij blijft werk van haar maken. Een student medicijnen, dokterszoon en enig kind.

Yvonne moet niets van hem weten. Of wel. Of toch niet. En ze is goed bevriend met Dorris. Of niet. Of toch wel. Of nee, want Dorris probeert Rob van haar af te pakken. Of toch niet. Of wel. Maar dat maakt niets uit, want Rob is Yvonne's vaste vriend toch niet. Of wel. Of niet. En Dorris vindt toch wel weer een ander. Of niet. Of wel. En mannen, die je voor het eerst ontmoet, op een bal of zo, die hebben ook altijd goede bedoelingen, toch? Hier wel, in elk geval. Je komt zo maar weer een oude vriendin tegen. Is precies één zin voor nodig, om het effect van die ontmoeting te omschrijven. En vanaf dat moment is Gerda weer in Yvonne's leven. Zonder dat Yvonne daar nog lang over nadenkt.

Een en al twijfel in dit verhaal, over de liefde. En tegelijkertijd zijn alle ontmoetingen even oppervlakkig.Echt diep op emoties in gaan, gebeurt nergens. Er staan geen beschrijvingen in, van het landschap, van Leiden of van Zuid-Nederland. Niet van de mannen en vrouwen, waarmee Yvonne kennismaakt. Niet van haar ouders, of haar zus. Niet over de familieverhoudingen. Literatuur is de Zonne-reeks nooit geweest, maar dit is wel een heel oppervlakkig verhaal.

Auteurs zijn veel vaker autobiografisch bezig. Waarschijnlijk stond die Marcel symbool voor Rob Hansen. En wilde schrijfster Anny Helmich voor hem hun verhaal opschrijven. Hij en de overige ingewijden zullen het wel mooi gevonden hebben. Maar ik, als buitenstaander en lezer, vond het geen boek waard. Toch bewaar ik het wel. Om de illustraties van Behrens en om mijn Zonne-reeksen verzameling.

03 juni 2014

Manege Picadero krijgt een nieuwe eigenaar

De manege staat te koop. Mariëtte en Joost wonen ergens anders. Joost heeft de Manege moeten verlaten, door een ongeluk. Hij is van zijn paard gevallen. Het mag een wonder heten, dat hij er nog zo goed van af gekomen is. Alweer een ongeluk. Het is wel raak, bij Helen. Er krijgen er veel een ongeluk, in haar verhalen. Erwin. En Ymke. En John, van Paula. De eigenaar van manege Het Wagenwiel. Daar heeft het hele verhaal trouwens wel verdacht veel van weg. De hele sfeer, van twee jonge mannen, die een manege beginnen. Het is precies hetzelfde. Met dat verschil, dat in dit laatste Picadero deel de jaren negentig intussen zijn begonnen.

Dus hebben de hoofdpersonen jaren negentig namen. Ricardo, Kimberly en Michael. Er komt ook nog een Mariska in voor. Dat is misschien de enige naam die nog een beetje klopt. Want dit boekje werd in 1990 uitgegeven, de hoofdpersonen zijn zo tussen de 18 en 25 jaar oud. Teruggerekend zijn ze dus geboren in de jaren zestig en zeventig. Toen heette een jongen nog geen Michael. Iemand geboren in, pakweg 1965 heette Peter. Of Frank, of Erik. Kimberly, de jongste, is dus 18. Dat was ik ook, in 1990. En ik heb inderdaad een begin jaren zeventig naam, inderdaad. Helen had de mijne zo kunnen overnemen. Of er Hanneke, Daniëlle of Suzanne van kunnen maken. Zo heetten er toen ook veel.

Maar nee. Moderne namen, want het moest een jonge doelgroep aanspreken. En een nieuwe eigenaar van de manege, om zo nog zeker tien deeltjes vooruit te kunnen. Want de lezeressen hadden het wel een beetje gehad met de familie Van Dalsum en hun aanverwanten. Zoiets moet het geweest zijn. Het gebeurde met De Wildhof ook, rond die tijd. Ook daar hadden op een gegeven moment de zes kinderen hun bestemming gevonden. Misschien had Helen Taselaar een nieuw deel moeten weigeren te schrijven. Ze deed het niet. En dus werd er daar nog een nieuw Wilhof-deel geschreven, over twee nieuwe hulpen. En daarna nog een, over nevenfiguren. Ik heb ze in deze blog nog niet beschreven. Misschien komt het nog een keer.

Stuivertje wisselen op Manege Picadero was een betere titel voor dit verhaal geweest. Want Ricardo ziet wat in Mariska en Kimberly ziet wat in Michael. Maar in beide gevallen is het niet wederzijds. En wordt het Ricardo met Kimberly en Mariska met Michael. En dat is het eigenlijk wel. Uiteraard kan Joost het prima vinden met de nieuwe eigenaars, die uiteraard de volle prijs voor de manege betalen willen. Uiteraard zijn Joost en Mariëtte dan direct uit de zorgen. In de persoon van Yvonne wordt nog heel even aangestipt, dat de familie er toch best moeite mee heeft gehad, dat de manege verkocht werd. Maar dat is maar even. Terwijl het logischer zou zijn geweest, als ze zoiets nooit meer te boven zouden komen.

Vader Van Dalsum richtte de manege ooit op, zijn kinderen werden er groot. Er ontstonden relaties. Maar nu zijn er nieuwe eigenaren, die prompt goede vrienden worden met de oud eigenaren. Alsof zoiets vanzelfsprekend is. Sylvie gaat er zelfs weer les geven. Kost haar ook geen enkele moeite. Wat het met de ouders Van Dalsum heeft gedaan, die verkoop, dat lees je niet. Sterker nog. Vader en moeder leven nog wel, maar lijken van de aardbodem verdwenen. En o ja, om het allemaal nog ietsje ongeloofwaardiger te maken, wordt er een dressuurproef voor kinderen georganiseerd. Sander, het zoontje van Mariëtte en Joost wint 'm. Terwijl zijn moeder niet eens kan paardrijden. Het was logischer geweest als zijn neefje Ricky, zoon van Yvonne en Steef, de proef had gewonnen. Zijn ouders zijn immers allebei paardenfreak. En dat hij het ook blijkt te zijn, is in een eerder deel zelfs al ter sprake gekomen. Maar ja, er moest nog iets extra leuks met Joost gebeuren. In de vorm van een talentvol zoontje, dus.

Om het geheel nóg iets moderner te maken, zijn de illustraties door Herry Behrens ook verleden tijd geworden. Ditmaal heeft Gerda van Gijzel het gedaan. Een bekende reclametekenaar. Ze doet het aardig, maar heel anders. En het voelt een beetje als een verraad aan de huisillustrator van Kluitman, die in de jaren zeventig en tachtig zoveel boeken zo herkenbaar voor de uitgever heeft gemaakt. De jaren negentig waren begonnen. Alles moest dus anders. Misschien was de hele serie wel ouderwets geworden. Ondanks de poging, die moderner te maken. Van Manege Picadero zouden geen nieuwe delen meer verschijnen.

20 mei 2014

De olijke tweeling : jubileumuitgave 50 jaar

Dat vermeldt althans de rugtitel. Op het omslag staat: De olijke tweeling en de danswedstrijd. Ik kocht dit boek dus om de titel op de rug. Want die danswedstrijd, anno 2008, dat geloof ik wel. Ik heb het verhaal gelezen, hoor, maar behalve de bekende namen vond ik er verder niets in terug dat me aan 'mijn' Ellis en Thelma Bongers deed denken. En de CD met dansmuziek, zat er bij aanschaf ook al niet meer in. Maar ook die kan ik wel missen.

Het ging mij dus om al dat andere, om die jubileumuitgave. Een lijst van 26 'hertaalde' delen van de Olijke tweeling, en 10 nieuwe delen. Na het verhaal over de danswedstrijd eerst de 36 omslagen van de Olijke Tweeling anno nu. Steeds voorzien van een Geschreven door Arja Peters, hertaald door Suzanne Braam. Eén deel geschreven door Jodie Peterson, en daarna 9 delen door Marion van de Coolwijk. Onder elke afbeelding staan, naast de naam van de schrijfster, ook de naam van de illustrator, Melanie Broekhoven, en uitgever, de Eekhoorn. Korte biografieën van alle schrijfsters. Te beginnen met Arja dus, die haar verhalen over de tweeling in 1958 startte. Na de biootjes de omslagen zoals ik ze ken. Eerst de 'echte', zoals ik dat vroeger altijd zei, van Hans Borrebach. Vanaf deel 22, dat in 1978 uitkwam, verzorgde Carol Voges de tekeningen. En die vond ik maar lelijk. Die delen heb ik wel gelezen, als kind, maar destijds nooit aangeschaft, van mijn zakgeld. Deel 26 is het laatste deel van Arja Peters, dat nog in 1988 verscheen. Dertig jaar na het eerste deel. De illustraties van Annelies Vossen zijn mooier, maar halen het niet bij Borrebach.


De omslagen worden gevolgd door het allereerste deel uit de serie, in oorspronkelijke uitgave. De samenvatting, die aan het verhaal vooraf gaat, is in het originele lettertype, dat Borrebach ooit ontwierp. Rode blokletters op een gele achtergrond. Het lijkt de achterflaptekst van destijds. Want anno 2008 zouden meisjes een zin als: De zucht naar avontuur van de tweeling kent geen grenzen absoluut niet meer begrijpen. Ook aan het verhaal van de danswedstrijd gaat een samenvatting vooraf. Met, ter verduidelijking het moderne lettertype. Gele letters, blauwe achtergrond, zwarte ondertitel. En in het taalgebruik en de wereld van nu. Er komt een Karim en een Youri in voor, en een pestkop Christina. Dat had je in de jaren vijftig allemaal nog niet. Of misschien wel, maar men schreef he niet op. Omdat dat niet hoorde.

Ten slotte volgen er nog twaalf pagina's met weetjes. Over Arja Peters, de boeken, de andere auteurs. De tweeling en hun familie. Niet alles klopt. Want de stiefmoeder heette niet Betty Kramer, maar Betty van Katen. En oom Niek in eerste instantie oom Nick, al maakte Arja daar later zelf ook al Niek van. Tante Suus is inderdaad getrouwd met oom Bob. Maar dat ze kinderen kregen, in elk geval een neefje dat Rudie heet, wordt niet vermeld. Vooral de laatstee pagina met weetjes is leuk. Het verklaart een heleboel, voor de meisjes van nu. In de boeken van de Olijke Tweeling komen geen mobieltjes of andere moderne apparatuur voor, zo heet het. De verhalen spelen zich af in een omgeving die voor alle tijden geldt. Al vijftig jaar lang wordt de Olijke Tweeling gelezen door oma's, moeders, dochters en kleindochters. De Olijke Tweeling wordt nooit oud en zal nog vele avonturen gaan beleven!


Jammer alleen, dat dat laatste nooit is uitgekomen. Want in de KB-catalogus vond ik geen nieuwere delen meer, na 2008. Misschien vond de uitgever het wel mooi geweest, zo. En dat was het ook. Want ook dát is bijzonder. Vijftig jaar lang dezelfde uitgever. Het wordt niet vermeld in de jubileumuitgave, maar dat had er best bij gekund. Als ik dan toch nog één puntje van kritiek mag hebben: korte biootjes van de illustratoren. Die mis ik eigenlijk ook nog wel. Maar verder... leuk boek om te bewaren. Absoluut.





11 mei 2014

FMIEB: Wörter, die die Welt noch braucht

Duits en erg leuk. Kan dat? Ja, dat kan. Dit is een erg grappig boekje. De ondertitel geeft aan, waar het over gaat. Niet bestaande woorden, die toch wel handig zouden zijn als je ze zou hebben. Een FMIEB is, vertaald, dus 'een nies die je wel voelt aankomen, maar niet doorgaat.'

Zo staan er, keurig op alfabet, als was het een woordenboek, een heleboel van die ja, waarom- is-daar-geen-woord-voor-woorden in. Zelfstandige naamwoorden, waarbij wordt aangegeven of het der, die, of das is. Duits, dat kent geen de en het, maar een mannelijk, vrouwelijk of onzijdig zelfstandig naamwoord. Werkwoorden staan er ook in, en locaties. Iedereen die een beetje taalgevoel heeft of in de buurt van de grens woont, leest dit boekje grinnikend uit. Zonder problemen. Een paar voorbeelden. Vertaald.

Animosen, die: DJ's, die tussen de liedjes door de mensen enthousiast aansporen om de dansvloer op te gaan. Armin, der: iemand die zijn / haar armen in de lucht gooit, wanneer hij / zij in de achtbaan zit. Bono, das: het steeds maar weer terugkerend gevoel, dat de mooiste tijd al voorbij is, in je leven. Erschlecken: werkwoord voor iets uitlenen, met het vaste voornemen, het niet meer terug te geven. En Gekruschel, das: - dat beetje muesli, dat in de verpakking overblijft, te weinig om nog op te eten, te veel om weg te gooien- vind ik misschien wel de leukste die er in staat.

Hoewel, Kratzachstan, das - dat stukje in het midden van je rug waar je met je handen niet bij kunt komen maar dat wel altijd jeukt - ook goed gevonden is. En wat te denken van nickelnackeln, een werkwoord voor: alles wat je met muntgeld doet, om te voorkomen dat het in de snoepautomaat blijft hangen. Of, minder smakelijk, maar wel heel herkenbaar: nasenaustern: je neus regelmatig ophalen omdat je te lui bent om een zakdoek te gebruiken. Schnurzpiep, der, de gewoonte, de telefoon tenminste twee keer te laten bellen, ook als je m meteen zou kunnen opnemen, om maar niet de indruk te wekken, dat je op een telefoontje zat te wachten.

Sundrinen, werkwoord, omschrijving voor dat wat men doet, als hij / zij Suzannes, Sandra's en Sabines niet uit elkaar kan houden. Taumler, der: iemand die niet zo handig is met een boodschappenwagentje. Tupperkulose, die: het oneven aantal van plastic deksels en bijbehorend aantal bakjes in een keukenkastje. Wallraf, der: het moment, waarop 's morgens op 24 december mannen Kerstkadootjes inkopen. Zappelin, der: persoon met afstandsbediening, die niet langer dan drie seconden naar een bepaalde zender kan blijven kijken.


Enfin, zo staat dat boekje dus vol. Ik kocht het voor een euro, bij een Duitse prijsvechter. Weet niet, of het nog te krijgen is. Het is uit 2006, dus nog niet zo heel oud. Oud genoeg om niet meer in de winkel te liggen, maar nog te nieuw voor een antiquair. Voor die omschrijving hebben we trouwens ook nog geen woord. In het Nederlands ook niet. Zou er in het Nederlands ook ooit zo'n boekje zijn samengesteld? Het zou me wel een leuk idee lijken om dat te gaan doen.

FMIEB eindigt met een korte omschrijving van de beide schrijvers. En met een verwijzing naar de gelijknamige website, die helaas niet meer in de lucht is. Jammer. Maar gelukkig hebben we het boekje nog op tijd weten te scoren. Het is ook nog op Amazon te koop, las ik. Voor niet al te veel geld.

03 mei 2014

Cocky's bezinning

Onlangs gekocht in een nieuwere Witte Raven-editie, maar er blijkt ook een vijftiger jaren druk van te bestaan.  Die moet ik nog eens zien te scoren. In een nieuwere druk in elk geval weer een andere titel van Netty Koen-Conrad, met, zo blijkt, opnieuw een herhaling van zetten. Bekende verhaallijnen, bekende namen van personen die er in voorkomen, bekend verloop en overbekend slot.

In dit geval is het de getrouwde Cocky, die in Amsterdam woont. Met een hulp in de huishouding, uiteraard. Uit de Jordaan. Met typisch Jordanees accent, een heleboel kinderen en een man met losse handjes. Zoiets zou nu absoluut niet meer mogen worden uitgegeven. Het zou, terecht, de uitgever en de schrijver betichten van discriminatie. Alsof alle hulpen in de huishouding plat praten en dom zijn. Hardwerkend en dik. En met een boerse naam. Netty gebruikt er ook hier weer alle stereotypen voor. Cocky's hulp heet Bertha, maar eerder heetten ze al Aaf, of Anna.

Cocky is getrouwd met Bart, een leraar Engels. Pim-van-Anneke is ook leraar Engels. Net als John-van-Tonia. Leraar, of onderwijzer, een ideaal beroep voor de ideale man. Leo-van-Mieke: onderwijzer en psycholoog, Jef-van-Joan: leraar en later directeur. Niek-van-Jopie: hoofd der school.

Ook hier is Cocky, die alles al heeft, ontevreden met haar leven. Want het is zo saai. En ze realiseert zich niet wat ze allemaal aan 'rijkdom' heeft. Zoals Nina, in een ander verhaal. Haar vriendin Tilly, die wél geld in overvloed heeft, wakkert de jaloezie nog eens extra aan. Anderen, hebben het altijd beter. Want ze hebben geld voor dure, maar inhoudsloze feestjes en vakanties.

Wederom een vakantie, wederom naar Frankrijk. Via Parijs naar het zuiden. De schrijfster kwam er zelf graag en laat het land dikwijls in haar verhalen terugkomen. En opnieuw bijna Het Noodlot, in alweer de vorm van een doodziek kind, deels door verwaarlozing, doet de hoofdpersoon tot inkeer komen. Gelukkig komt het ook voor Fritsje, ditmaal heeft het zoontje de naam van een eerder gebruikte oom, op het nippertje goed. En dan is er nog pleegkind Jopie, met dezelfde naam als het onderwijzeresje van Niek, dat uiteindelijk bij Cocky en Bart in huis mag komen. En daarmee komt alles goed.

Hier is een zorgzame tante, opnieuw omdat de mannelijke hoofdpersoon geen ouders meer heeft. Al zo vaak gelezen bij deze schrijfster. Maar ditmaal heeft ook de vrouwelijke hoofdpersoon geen ouders meer. Vader was al lang dood, moeder onlangs, toen Cocky na een lezing Bart tegenkwam. En is er snel mee getrouwd. Want ze was toch maar alleen. Dat is alles wat er over hen wordt gezegd.

De vriendschap met Tilly strandt, er is tante Hanna en er is een pleegdochter van een jaar of vijftien in huis gekomen. Maar verder? Verder staat Cocky er eigenlijk alleen voor, met haar hulp. Hoe oud ze is, wordt ook niet ter sprake gebracht. Omdat ze dit alles heeft, is ze heel tevreden. En koestert ze geen wrok meer. Over de eenzaamheid, die ze toch moet voelen, zo alleen in huis, geen woord meer. In plaats van uitgangetjes met Til voortaan de zorg over man en kinderen. Dat is pas je ware. Blijkbaar.