29 oktober 2014

De Zwitserse keuken

.... is een lust voor oog en tong! aldus de achterflaptekst. Er is een kostelijke verscheidenheid aan kaasspecialiteiten, het is een keuken met zijn rijke en gevarieerde aardappelgerechten, heerlijk bereid rundvlees, kalfsvlees, mals schape- en lamsvlees. Je zou er honger van krijgen, van zo'n wervende tekst. Breng afwisseling in uw kookgewoonten, zo eindigt het, met dit veelzijdige kookboek van Marianne Piepenstock, bekend van: De Oostenrijkse keuken, Specialiteiten van de Duitse keuken, De Franse keuken en De Scandinavische keuken. 

En dat voor een pocket uit de Prisma reeks. Zonder plaatjes, met alleen maar tekst. Nou ja, er staat een stilleven van kaas, wijn, vlees en een fonduepan op het omslag. De samenstelster woont zelf in München, zo valt in dit kookboek te lezen, en heeft niet alleen vrienden in Duitsland, maar ook in Zwitserse gebieden. En, net als in het kookboek van Duitsland, wordt ook hier iets over het land vertelt, zijn inwoners, de gewoonten. Over hoe Zwitserland al tijden gespaard werd van oorlogen en hoe vele volkeren vreedzaam naast elkaar kunnen leven. Hoe veeltalig de inwoners zijn. Hoe veelzijdig de keuken daarmee ook geworden is. Van diverse vrienden uit het land werden recepten gevraagd en vervolgens opgeschreven.

Ditmaal geen onderverdeling in kantons, zoals dat in de Duitse variant nog wel werd gedaan. Ditmaal gaat het meer in de volgorde van opeten op een dag. Dat wil zeggen: beginnend met de Hartige hapjes, fijne salades en hapjes in gelei, dat je zo rond het borreluur serveert, via de Aardappelgerechten, Vleesgerechten en Kaasgerechten als hoofdgerecht, naar Koek, gebak en vlaaien voor bij de koffie.

Er wordt iets over rösti verteld. Wat het is en hoe je het klaarmaakt. Varianten daarop. Iets over Fondue, wat we kennelijk in Nederland toen nog niet hadden uitgevonden. Dit boekje is uit het eind van de jaren zestig. Tien jaar later zou heel ons land ook fonduen.  Niet alleen met kaas, zoals hier wordt omschreven, maar ook met chocolade en vooral met olie. En was de pan al elektrisch, waar deze in dit boek nog op spiritus brandt. Hier wordt fonduen als gezellig en lekker omschreven. Mijn herinnering is vooral vergelijkbaar met die van Paul de Leeuw. Zoals hij de kerst schetst, waarin gegeten werd met fondue. 'En dan kwam mijn moeder binnen met de pan: PAS OP! Heet! Dit is gloeiend vet! Afblijven!' Zo ging het bij ons thuis ook. Afblijven van die vorkjes ook, want die werden net zo goed heet, als ze in de olie hadden gelegen. Nee, ik was blij toen in huize Vissers het gourmetstel werd aangeschaft. Die pannetjes op een plaat, was toch een stuk minder eng.

Zou er nog wel aan fondue gedaan worden? Of is het voorgoed voorbij? Veel van wat in dit kookboek staat, wordt niet meer klaargemaakt. Misschien dat je het in een traditioneel Zwitsers restaurant nog kunt krijgen. Of dat mijn half Zwitserse, aangetrouwde tante het nog voor me zou kunnen koken. Maar ook dat betwijfel ik, want ze is zelf Nederlands, maar met een Zwitser getrouwd. En heeft last van haar hart. Dan is dit kookboek, net als al die anderen, af te raden. Want ook hier vliegt het braden in boter en vet, de sausen op basis van maïzena en het eigeel je weer om de oren. Maar ach. Voor de verzameling en voor het tijdsbeeld van toen is het weer een leuke aanwinst.

Marianne Piepenstock bezat schijnbaar vrienden over heel Europa, want ze heeft dus nog een aantal kookboeken meer geschreven. Mijn ogen maar eens goed de kost geven, op die enkele rommel- of kofferbakmarkt die ik nog bezoek. Wie weet, kom ik haar andere schrijfsels er ook nog wel eens tegen.

De Zwitserse keuken verscheen oorspronkelijk in 1964 bij uitgeverij Heyne in München onder de titel: Schweizer Küche en werd vertaald en door A. Hollaar-Pitstra.

19 oktober 2014

Mieke.... de vrije vogel gekooid

Dit boek is, aldus de inleiding van de schrijfster, het vervolg op 'Als de vrijheid lokt...'en 'De vrije vogel laat zich niet vangen.' Het kan echter ook als op zichzelfstaand boek gelezen worden. Dat heb ik dus gedaan. Voor degenen, die dat doen, zo gaat Mien van 't Sant verder, volgt hieronder een lijstje van de voornaamste personen, die in de voorafgaande delen voorkomen. Ook voor dit laatste 'Mieke-boek' wens ik mijn lezeressen enkele uren van ontspanning toe.

De Mieke reeks, voor meisjes tot plm. 18 jaar bestaat in totaal uit veertien delen, waarvan ik er dertien in bezit heb, voor het grootste deel met omslag en allemaal met illustraties van Hans Borrebach. Echt gelezen heb ik ze nog nooit. Ze staan in een van de boekenkasten en ik heb er zo af en toe een blik in geworpen. Op de keerzijde van de titelpagina staan de veertien voorafgaande delen van deze serie benoemd.

Het begint met Mieke op 't Gym en wordt vervolgd met Mieke als gymnasiaste. Dat zullen de schoolavonturen in de brugklas wel zijn. Vervolgens is ze in een deel vaders zorgenkind, gaat ze onder meer kamperen en treedt ze op als dierenbeschermster. Ze krijgt haar vrijheid, laat zich niet vangen, maar is uiteindelijk toch 'gekooid'.  En op dat moment is ze dus net negentien. Studeert precies een jaar Duits. Om zich dan, alsnog, te verloven met officier en overbuurjongen Bram van der Stoep. Zijn zus Erica is verloofd met Mieke's stiefbroer Peter, zoon uit het eerste huwelijk van haar stiefmoeder.

Peter is concertpianist, Erica studeert zang. Mieke heeft nog een zus, Madelon, die met een tandarts is getrouwd, en een broer, Rob, die zo ongeveer verloofd is met Miriam Andersen, vriendin van Mieke en student aan de academie voor beeldende kunsten. Dan zijn er nog vriendin Annelies, intussen leerling aan de kweekschool voor onderwijzers en Mettie, een kamergenoot van  Mieke.

Alle personen en toestanden in dit boek beschreven zijn geheel ontsproten aan het brein van de schrijfster, zo laat uitgever Eekhoorn op de keerzijde van het schutblad ook nog weten. Een schrijfster, die uiteindelijk meer dan honderd boeken schreef. Meisjesromans en, toen dat genre uitstierf, streekromans. Ik bezit er nog een groot aantal meer van haar. En wie weet, ga ik ook ooit nog over tot een beschrijving van de eerdere Mieke-delen. Maar nu nog even niet.

Dit deel heb ik gelezen en vond ik erg stereotype. Een wereld waarin kunst als een serieus beroep wordt gezien. De kunstacademie, het conservatorium, het mag en het geniet aanzien. Maar waarin niet gelanterfant mag worden. Geen mondaine vriendinnen en als je niets te doen hebt, ga dan je oude oma maar verzorgen. Waarin tegelijkertijd zakelijkheid van belang is. Daarom is vader De Rooy leraar Duits en de man van zus Madelon tandarts. Dit laatste deel werd uitgegeven in 1970, maar speelt zich zeker tien jaar eerder af. Er is al wel iets van een studentenleven en disputen aanwezig, maar als het er op aankomt, wordt er toch gewoon in vol ornaat getrouwd. En is het op je negentiende al de hoogste tijd om je te verloven met de man die je al heel lang kent. Veilig en geborgen.

Gekooid, zogezegd. Iets wat meisjes zich in 1970 niet meer lieten zeggen, maar wat Mien van t Sant toch nog wel predikte. En Hans Borrebach van een omslag voorzag. Mondainer dan de schrijfster het bedoeld had. Hij had meer oog voor de revolutie, die zich onder de jeugd afspeelde. Meisjes lieten zich in 1970 niet meer alles zeggen. Die verloofden zich niet zo maar meer met de overbuurjongen om maar gebonden te zijn.

Waarschijnlijk heeft Hans Borrebach het verhaal ook niet meer gelezen. Hij dacht misschien wel hetzelfde als ik: de vrije vogel gekooid, dat betekent vast: een huwelijksaanzoek geaccepteerd. Daarvoor hoef je als illustrator alleen maar even de laatste pagina van het verhaal te lezen. En ook hier klopt het weer. Zoals ik zelf ook altijd eerst het laatste blad van een verhaal lees, om te weten, of ik het hebben wil. Een goed meisjeboek eindigt met een verloving, een huwelijk of een aanzet daartoe.

05 oktober 2014

Max, Rie, Els en Lotty

Het zou zo maar een titel kunnen zijn van een boek uit mijn verzameling. Maar dat is het niet. Ik weet ook niet eens, of er een boek met deze titel bestaat. Max, dat staat voor schrijfster Max de Lange, Rie voor haar min of meer vaste illustrator Rie Reinderhoff. Els is Els Schaafsma - Berkhout, ofwel Goud-Elsje. De bekendste romanfiguur van Max, die Rie een gezicht gaf. En Lotty, dat is dan weer een van de vriendinnen van Els. Die vier hebben met elkaar te maken. Want, zo kwam ik pas een paar jaar geleden via een pdf van een oud Christelijk tijdschrift te weten, Lotty is Rie. Of omgekeerd. Max was niet altijd Els. Feitelijk was ze Rietje.

Dit klinkt ingewikkeld, voor wie de serie van Goud-Elsje niet kent. Het laat zich nog het makkelijkst vertalen als: Max de Lange was autobiografisch in haar verhalen, en dus ook in de succesvolle reeks over de vijftienjarige HBS-er die eindigt als doktersvrouw, moeder van vier kinderen. Zulke dingen, via via en goed zoeken kunnen achterhalen, vind ik leuk. t Is ook mijn werk. Ik ben gediplomeerd speurneus en verdien er nog altijd mijn geld mee.

Al in het eerste deel maakt Els kennis met Lotty en haar moeder. Lotty is dan veertien en ziek. Ze moet een rustkuur ondergaan in een bosrijke omgeving en heeft daarvoor het huis van de familie van Els uitgekozen. In het tweede deel zijn Els en Lotty om en nabij de achttien en woont Lotty met haar moeder in Lugano. In de delen drie tot en met zes komt Lotty nog maar sporadisch ter sprake. Om in deel zeven en acht als hoofdpersoon terug te keren. Dan is Lotty inmiddels Lot geworden, illustratrice en, tegen haar zin in, nog vrijgezel. Pas aan het einde van deel acht vindt ze haar geluk. Els is intussen schrijfster geworden, maar Lot raakt met nog een schrijfster bevriend, Renée Fabery. Of Max daar zichzelf in zag?

Ze heeft Lotty in elk geval compleet naar Rie gemodelleerd, zo las ik in dat oude tijdschrift. Want ook die was zwak als kind en moest kuren in het buitenland. Ook zij kreeg een akelige recensie te lezen, waarin ze compleet werd neergesabeld. Net als Lotty. Dat Max haar eigen familie heeft gebruikt voor de familie van Els, begreep ik van een oude mevrouw, met wie ik lang geleden eens in de trein in gesprek raakte. Ik haalde toen een Goud Elsje te voorschijn, met als doel het weer eens te gaan lezen. Zij zag het en informeerde of ik het een mooi boek vond. Wat volgde was een gesprek over wat haar 'tante Max' bleek. Van die dame hoorde ik, dat Max de Lange het nakomertje was uit een gezin, dat zo ongeveer van dezelfde samenstelling was als de familie van Els.

En dan komt er dus nog een schrijfster in de verhalen van Lotty voor. Een getrouwde dame van begin veertig met drie puberzonen. Ouder dan Lotty. Rie en Max scheelden elkaar in werkelijkheid minder in leeftijd. Max was moeder van vier zonen en een dochter, toen ze deze delen in de Goud-Elsje serie schreef. Maar toch. Iets uit haar eigen leven en dat van haar illustrator heeft ze dus toch gebruikt.
En misschien heeft de naam van Els' jongste zusje toch ook weer van haar illustrator geleend.

Waar halen schrijfsters het vandaan. Hoe komen ze tot schrijven. Hoe verzin je het. Nou, zo dus. Door iets van jezelf te vertellen, dat voor het verhaal een beetje te verdraaien zodat het beter past en er, met toestemming, van iemand die je persoonlijk kent, nog wat aan toe te voegen. Schrijven is eigenlijk heel makkelijk om te doen.