29 december 2013

Liëtte vliegt

Hoe oud het precies is, weet ik niet. Ik vond het boek niet terug in de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek. Het is een serie van West-Friesland, voor meisjes van 12 tot 14 jaar. De serie heeft verder geen naam. Er staat op de titelpagina nog een wapen van de uitgever. Een Nederlandse leeuw, met rondom de tekst: Uyter Maete Waecksaem. In de loop van de jaren zestig zou dit merkteken van de titelpagina verdwijnen.

Het verhaal gaat over Liëtte, maar eigenlijk nog meer over haar familie en de familie van een bevriend echtpaar. Vader Van Haeften en vader De Waard zijn beiden gezagvoerder bij de KLM. Liëtte van Haeften en Mira de Waard zitten samen in de tweede van de HBS en worden tijdens de Engelse les bij de directeur geroepen. De Enschedé, het vliegtuig van vader De Waard is vermist. Het had moeten landen in Athene, maar dat is niet gebeurd. Na een hoofdstuk vol spanning blijkt het vliegtuig terecht. Het heeft een noodlanding moeten maken op Cyprus, waarna het in stukken is gebroken. Alle 38 passagiers zijn in veiligheid, maar in een poging de stewardess en de marconist te redden, wat gelukt is, heeft vader de Waard zijn linker hand verloren. Hij zal nooit meer kunnen vliegen.

Moeder De Waard vliegt naar hem toe, in het ziekenhuis van Lanarka. En intussen verblijven Mira en haar broers Hans en Ton bij moeder Van Haeften. Als het Pinksteren wordt, mag vader De Waard terug naar huis. En gaan ze hem halen, met het vliegtuig. Liëtte, haar moeder, Ton, Mira, Hans en Ruurd. Ze knopen er tevens een paar dagen Rome aan vast. Ze vliegen immers gratis, als familie van een gezagvoerder. Moeder Van Haeften zag het eerst niet zitten, maar blijkt het al gauw geweldig te vinden. Zo maar uit het niets blijkt Liëtte ook nog jarig. En uiteindelijk keren ze met zijn allen terug.

Als de families thuiskomen, blijkt ook vader Van Haeften weer terug van zijn vlucht. Hij heeft een taart uit Amerika meegebracht, maar koffie heeft hij nog niet gezet. 'Dat is vrouwenwerk', vindt hij. En vader wordt niet tegengesproken. Kennelijk vond de schrijfster dat ook.

Het is een boek om bij weg te dromen, voor meisjes van 12 tot 14. Het gaat over school, vriendschap en zelfs over het geloof. Tijdens de angst om vader De Waard kan Mira en haar familie op haar geloof terug vallen. Liëtte kan dat niet. Haar moeder gelooft niet en heeft haar kinderen ook niet zo opgevoed. Vader gaat nog wel naar de kerk en Ruurd gaat  vrijwillig met hem mee. Liëtte zou het ook graag willen, als ze eerlijk is.

Ina van Velsen heeft zich niet zo goed raad geweten met de personage van moeder Van Haeften. Ze is kleinzielig, niet dapper, niet gelovig maar ook weer mans genoeg om drie kinderen te logeren te vragen en met vijf kinderen door Rome te trekken. Ze blijkt kunstschilder te zijn, maar tegelijkertijd ook een goede huisvrouw. En ze is niet gelovig. Tegelijkertijd wordt dochter Liëtte wel erg bij alles betrokken. Vader vraagt haar geregeld goed voor moeder te zorgen, als hij zelf moet vliegen. En dat terwijl ze pas veertien is.

En verder kan er heerlijk gedroomd en gefantaseerd worden over vliegtuigen. Dakota's, Constellations, Convairs en Skymasters. Vader Van Haeften gaat aan het eind van het verhaal zelfs twee maanden naar Amerika. Om straalvliegtuigen te bestuderen. Want uiteindelijk zal de KLM toch ook vliegtuigen met zo'n motor in gebruik nemen. Maar eerst zullen ze toch nog moeten worden getest. En dat mag vader Van Haeften doen. Voor vader De Waard is dan al een nieuwe baan geregeld. Hij wordt assistent-chef en later chef van de vliegdienst. Ja, hij moet een hand missen, maar hij is er toch nog. En als vader De Waard er zo gewoon over doet, over zijn handicap, waarom zouden de kinderen er dan anders over doen?

Vader naar Amerika, moeder de rust gevonden en het gezin De Waard herenigd. Zo eindigt het verhaal. Een verhaal over vliegen, maar toch ook weer niet. Een verhaal dat spannend wordt, maar niet echt. Het gaat over een vakantie en over vriendschap met een oudere jongen, Hans de Waard, in dit geval, die geen liefde wordt. Dat kan ook niet, Liëtte is pas vijftien. Voor dat soort meisjes werd toen nog niet over de liefde geschreven. Maar dat je vriendschap met een jongen kunt hebben, dat wilde de schrijfster toch wel alvast aan haar lezertjes meegeven. Het zijn de kalme, rustige jongens, die weten wat ze willen, en goed kunnen leren. Daarmee moet je als meisje vriendschap sluiten. Zij vragen je later ten huwelijk. Daar hoef je dan alleen nog maar ja op te zeggen.

03 december 2013

Het nieuwe fotografieboek voor de jeugd

Jeugd, dat betekent zowel jongens als meisjes. Maar achter in het boek staat te lezen welke boeken er nog meer in de Jongens Hobby-serie zijn verschenen. Niks meisjes dus. Voor jongens alleen. Meisjes kunnen blijkbaar niet fotograferen. Of Borrebach vond van niet. 

Op de keerzijde van de kaft zit een sticker geplakt. F 55, zo staat er. En daar onder: Aangeboden door de directie van de MAASBODE-PERS als prijs voor Uw inzending in de Fotowedstrijd 1955. Rotterdam, oktober 1955. Het boek heeft dus ooit als prijs gediend.

Uw inzending. Als zestien, zeventienjarige jongen werd je blijkbaar gevousvoyeerd, in die tijd. En het moet dus een boek uit de jaren vijftig zijn. En de Maasbode blijkt een van de voorlopers van HP / De Tijd te zijn, iets wat ik niet wist, maar wel zo gevonden had.

Wie Hans Borrebach was, weet ik wel. Een illustrator / fotograaf. En voor wie het nog niet wist, in dit boek staat zelfs een advertentie van zijn bedrijf, op de laatste pagina van dit boek. Studio's Hans Borrebach, Scheveningseweg 82 (hoek Frankenslag) DEN HAAG. Portretten Kinderopnames Modefoto's Technische Foto's Foto-illustraties Reclame foto- en tekenwerk. Telefoon 01700-55.56.57

Over zijn voornaamste inkomstenbron, de illustraties van meisjesboeken, geen woord. Het heeft ook geen relatie met dit boek, vandaar dat hij het misschien achterwege liet. Borrebach zou nog veel meer fotoboeken schrijven, ook allemaal bij uitgeverij Veen, maar deze advertentie ben ik naderhand nergens meer tegengekomen.

Of dit zijn allereerste fotoboek is? Volgens Fotografen.nl is het uit 1951. Dan zou het inderdaad wel eens zijn allereerste boek over fotografie kunnen zijn. In de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek kwam ik het boek niet tegen. Misschien is het niet officieel geregistreerd. Hoe dan ook, het is helemaal opgebouwd volgens het stramien dat hij bij de vele andere boeken over fotografie bij Veen ook zou gebruiken. Ook dit boek is Van talrijke foto's en schema's voorzien, vervaardigd door de auteur. 

Behalve een index op alfabet, is er ook nog een lijst van fotopagina's, in Romeinse cijfers. In die tijd was een boek met 'platen' op glanzend papier ook nog bijzonder genoeg om apart te vermelden. Na de foto pagina's volgt nog de inhoudsopgave. Met de zo bekende pakkende titels, hier en daar met aanhalingstekens boven en onder - wat ik al niet eens meer getypt krijg! -  om ze nog extra te benadrukken.

De fotografie als "hobby". Wat er bij de inrichting van een eenvoudige "donkere kamer"  komt kijken. Iets over flesjes en chemische stoffen. Het vergroten in de practijk. In de jaren zestig zou hij elke titel weer apart in een boek gaan behandelen. En de toonzetting iets volwassener maken. Daarom alleen al is dit boek leuk om te hebben. Omdat het een van zijn eersten is, over fotografie. En omdat ik nu weet, wat de uitgeverij nog niet kon vermoeden: er zouden er stapels van geschreven worden, allemaal door Borrebach.

Nog even over die Jongens Hobby serie. Daaruit kun je anno nu goed opmaken, waar de jongens zich voor zestig jaar terug voor interesseerden.  Er is een Spoorwegboek. Een Radioboek. Een Sportboek, een Electriciteitsboek, een Luchtvaartboek, een Chemieboek en een Scheepvaartboek. Bijna allemaal voor jongens. Alleen het fotografieboek en het sportboek is voor de jeugd. Volgens de titel althans.
Wat er voor meisjes te krijgen was? Ik weet niet, of uitgeverij Veen daar titels voor uit gaf. Moet ik me toch eens in gaan verdiepen. Koken, handwerken, knutselen, vrees ik.

Meisjes fotografeerden wel degelijk, in die tijd. De Bezige Bij heeft er een boek voor uitgegeven. Het Meisjesfotografieboek bezit ik ook. Maar daarover een andere keer meer.

19 november 2013

Moeders oudste

Er is al eens eerder een bespreking van dit boek op internet verschenen. Moeders oudste, van Willy Pétillon verscheen voor het eerst in 1920. Zelf bezit ik de vijfde druk, uit 1953. Althans, dat is de schatting van de Koninklijke Bibliotheek, want het getal staat tussen vierkante haken en dat betekent, in bibliotheek technisch jargon: niet officieel.

Het verhaal gaat over Francis Hooghwinckel, die Frans wordt genoemd. Hoe oud ze precies is, wordt aan het begin van het verhaal niet vermeld. Ze heeft drie zusjes, de tweeling Jo en Annie en Jettie, en nog een broertje, Wim. Haar vader is overleden, moeder leeft nog wel. Het gezin staat onder toezicht van oom Scheffer, die als voogd volledig over de kinderen beslist, zonder dat moeder daar iets tegenin te brengen heeft. Hij beslist dat Francis naar de kweekschool moet, en daar heeft ze maar mee in te stemmen. En eigenlijk wil Frans dat ook helemaal niet. Moeder begrijpt de weerstand, maar zegt dat ze toch maar moet toestemmen, dan kan ze, als ze haar diploma heeft, altijd nog beslissen wat ze verder wil. Dan is ze meerderjarig en mag ze zelf verder uitmaken wat ze gaat doen.

De kweekschool dus, de voorloper van de PABO, waar je met je veertiende naar toe kon, om in vier jaar onderwijzer te kunnen zijn. Ze sluit er vriendschap met Mies, die, na het overlijden van haar ouders, met haar halfzus vanuit Indië naar Nederland is gekomen. Zus is ook weduwe, ze heeft wel een dochtertje, Anneke, dat geestelijk en lichamelijk niet helemaal in orde is. En ze sluit toch vriendschap met Ada en Kate, de dochters van oom en tante Scheffer, die met zijn allen in Arnhem wonen.

Het verhaal volgt grotendeels de jaren van Frans op de kweekschool. De leraren, haar wens om schrijfster te worden, de komst van het hondje Piet, die aan de hondenziekte lijkt te overlijden. De artistieke gaven van haar kleine zusje Jettie, die uiteindelijk tekenles mag nemen bij de tekenleraar van de kweekschool. Er komt een nieuwe, jonge leraar Nederlands te werken. Een man van een jaar of vijfentwintig, die Van Heuvell heet, en er voor zorgt dat een opstel van Frans in een tijdschrift verschijnt.

Er is een tochtje naar zee, een logeerpartij bij Ada en Kate, het relaas van Kate, die uiteindelijk ziek wordt en Jettie die illustraties maakt bij een verhaal van Frans, wat uiteindelijk als geheel zal worden uitgegeven. Frans krijgt ook zelf haar eerste boekje uitgegeven. Er is een uitgebreid verslag van een Sinterklaasviering en inkopen in de stad. Zo verstrijken er vier jaar in een boek. Frans moet nog wat stage lopen, in een lagere school en komt er al snel achter dat het echt niets voor haar is. Eigenlijk wordt er, in de persoon van Frans, nogal neerbuigend over het onderwijs gedaan. Vriendin Mies wil zich wijden aan het lesgeven van niet normale kindertjes. Dat is dapper van Mies, maar voor de lezer iets om veel medelijden mee te hebben, met zulke kindertjes. Niet normaal was nog zielig in die tijd. En om te verstoppen, want er werden grappen over gemaakt.

Als Frans met mooie cijfers uiteindelijk haar diploma haalt, dringt oom-voogd haar een baan op als onderwijzerers in Zutphen aan een meisjeskostschool. Iets wat Frans absoluut niet wil, maar ja, ze is nog aldoor niet meerderjarig. Ze vlucht het huis uit, naar Van Heuvell. Ga van je ooms voogdijschap in de mijne, zo biedt hij haar aan, als hij het verhaal heeft gehoord. Ik beloof je plechtig dat je alles moogt schrijven wat je wilt en dat ik je nooit voor een klas zal sleuren.

Frans neemt zijn aanzoek aan. En zo gaan ze samen op weg terug naar moeder Hooghwinckel, die ze door de ruit heen aan ziet komen. En moeder, zij zag, dat haar oudste zelf haar steun en beschermer had gekozen, op de weg, die zij gaan wilde. Moeder moet er om glimlachen. Zo eindigt het boek. Wat oom voogd er van zal vinden wordt niet meer verteld. Hoe oud Frans is, op het moment dat ze haar huwelijksaanzoek aanvaardt, weet je als lezer niet. Maar romantisch is het natuurlijk wel. Zo van de schoolbanken het huwelijk in. En dan al twee boeken uitgegeven, ook. Te mooi om waar te zijn. Ook in 1920.

05 november 2013

Het kamp op de boerderij

De IRIS REEKS, - met hoofdletters geschreven - is, aldus de binnenzijde van het omslag, een reeks van 'fleurige meisjesboeken'. Fleurig als in, bloemen. Een Iris is een bloem. Net als een Zonnebloem. Kluitman had een 'jonge meisjesboeken' reeks onder die naam, met boeken die geïllustreerd werden door Hans Borrebach. Iets dergelijks moet uitgeverij Kok in Kampen dus hebben gedacht, toen zij hun Iris reeks introduceerden. Het leek op Zonnebloem, en was voor dezelfde doelgroep. Dat zetten ze wel niet op de titelpagina, maar blijkt uit de inhoud. Want, ook al net als Kluitman, geven zij elk hoofdstuk een pakkende titel mee, die de inhoud al een beetje omschrijft. Zodat je als lezeresje weet wat er komen gaat.

Het kamp op de boerderij is het twintigste en laatste deel, wat op het omslag wordt vermeld. Geschreven door Trudy Rietveld, een naam, die ik nog niet eerder had gehoord. Uitgeverij Kok was van protestants-christelijke inslag, dus er komen fragmenten in de bijbel voorbij. En voor mooie, goede dingen wordt gedankt. Er wordt gebeden voor en na elke maaltijd op het kamp. Er wordt naar de kerk gegaan op zondag, in de bijbel gelezen. Er wordt vriendschap gesloten met de dominee van het dorp, waar het kamp wordt gehouden. Een van de leidsters, die 'juffies' genoemd worden, lijkt zelfs verliefd op hem te worden. Maar omdat het verhaal beschreven wordt vanuit het perspectief van de kleinere meisjes, wordt dit gegeven niet echt verder uitgewerkt.

Iets bijzonders, een soort rode draad, wat het boek tot een spannend, boeiend verhaal maakt, is er eigenlijk niet. Het is meer een verzameling losse hoofdstukjes. Alsof het eerst in een weekblad voor meisjes heeft gestaan, als vervolgverhaal. Het gaat vooral over Nelleke, maar ze is niet alleen hoofdpersoon in het verhaal. Want het gaat ook over Gerda, Frieda, Leonie en Annelies. Ze maken kennis met elkaar, richten het kampterrein een beetje in naar hun smaak, gaan naar het dorp, de kerk, studeren lekespelen en menuetten in, vieren een verjaardag en houden vossenjacht. Kortom, ze zijn op kamp. De schrijfster kon best zelf wel eens een 'juffie' geweest zijn.

Hans Borrebach maakte niet alleen het omslag, hij verzorgde ook de verschillende illustraties in het boek. Kindvrouwtjes met heel korte broekjes, lange benen, een gracieuze houding en een blouse die steeds net een knoopje te ver open staat, zonder dat er een hemd te zien is. Kortom, echte Borrebach meisjes. Mondain, om maar eens een woord uit die tijd te gebruiken. Maar absoluut niet passend bij dit toch wel stichtelijke verhaal. Kennelijk vond Kok, dat het er wel mee door kon. Tekeningen en omslag zijn bijna wulps te noemen, en dat voor een protestants christelijke uitgeverij. Rie Reinderhoff had het vast beter begrepen.

Maar misschien dacht uitgeverij Kok nog wel iets verder door. Veel uitgeverijen wilden in de jaren vijftig en zestig Borrebach voor hun illustraties van de meisjesboeken, zo staat in de vakliteratuur beschreven. Want meisjesboeken verkochten goed. En als hij nou ook nog de illustraties verzorgde, was de kans op succes nog eens zo groot. Borrebach heeft gehoor aan het verzoek gegeven. Ook voor de andere negentien delen uit de Iris reeks heeft hij de meisjes een gezicht gegeven. Het staat zelfs onder het lijstje op de keerzijde van het omslag.

15 oktober 2013

Op de bres voor Manege Picadero

Opnieuw twee verhalen - in - een, over het wel en wee van de manege. En, als je het mij vraagt, ook dit keer weer meer op verzoek van de uitgever geschreven, dan spontaan door de schrijfster aangeboden. Als ik Helen Taselaar was geweest, had ik het bij één verhaallijn gehouden, in plaats van bij deze twee. Want het gaat zowel over een kamp, waarin de liefde voor het leven wordt gevonden, als de bedreiging van het voortbestaan van de manege.

Dat kamp hebben we al eerder gelezen. Het verschil is dat deze Annika Sanders en Jelle van Meerkerk, in het verleden al een relatie hadden gehad, waar Annika destijds een punt achter zette. En dat ze elkaar nu, als begeleiders van het kamp, opnieuw tegenkomen. Jelle doet behalve aan paardrijden ook aan bergbeklimmen. Dat vindt en vond Annika zo gevaarlijk, dat ze niet met Jelle verder wil, ten minste, niet zo lang hij de bergen wil blijven bedwingen. Na het kamp gaat Jelle op vakantie. En even, heel even, lijkt hij verongelukt te zijn in diezelfde bergen, maar dat blijkt al snel een misverstand. Annika en Jelle vallen elkaar dolgelukkig in de armen.

Annika woont samen met Thea in een flat, waarmee de suggestie van twee studerende vriendinnen moet worden gewekt. Annika studeert aan de sociale academie, en bezoekt samen met Thea ook wel eens studentenfeestjes. Maar zodra Jelle definitief in beeld blijft, gaat ze acuut met hem samenwonen en laat ze Thea alleen achter. Die vindt het wel wat minder leuk, maar aan alles kwam op een gegeven moment een eind, aldus het nuchtere commentaar van de schrijfster, die Annika op datzelfde moment laat denken: ik laat Thea nu wel achter, maar ik krijg er zo veel voor terug! Alsof beide dingen niet samen zouden kunnen. Alsof je niet gewoon bij je vriendin in een flat kunt blijven wonen en tegelijkertijd een vaste vriend kunt hebben...

De manege wordt in haar voortbestaan bedreigd. Een stuk grond, naast de manege, werd gehuurd. Er zijn stallen op gebouwd. Maar nu wil de eigenaar het terug, om er een compleet bungalowpark op te bouwen. Het moet dus om een stuk grond van minstens een vierkante kilometer gaan, of zoiets. Dat wordt protesteren bij de gemeente. Te paard. Met handtekeningen naar de wethouder. Niet veel later krijgt de eigenaar te horen, dat hij er geen bungalowpark op mag bouwen. Want geen bouwvergunning. Manege eigenaar Joost heeft die kennelijk wel gehad, om er stallen op te bouwen. Maar als de eigenaar er geen bungalowpark op mag bouwen, biedt hij Joost de grond voor een habbekrats te koop aan. Die er prompt de buitenbak naartoe verplaatst. Op die vrijgekomen plek, zijn eigen grond, laat hij nieuwe stallen neerzetten, aangezien die grond nu een agrarische bestemming heeft gekregen.

Hoe het precies zit met een bouwvergunning en een bestemming, weet ik niet. Maar de schrijfster wist er al net zo min raad mee. Ze had er goed aan gedaan, eens bij de gemeente te informeren, hoe zoiets nou precies in zijn werk gaat. Want zoals ze het nu heeft neergeschreven, klopt het zeker niet. Een agrarische bestemming is iets anders dan een woon- of horecabestemming. Een eigenaar van een stuk grond zal nooit iets gaan bouwen, voordat hij zeker is, dat hij dat mag. Die brief, waarin hij Joost laat weten, te zullen gaan bouwen, is dus nogal voorbarig. En als dat bungalowpark er al was gekomen, had die wijziging aangekondigd moeten zijn in de krant. Waarna de omwonenden zes weken de tijd kregen om bezwaar aan te tekenen. Ook daarover wordt niet gerept. En waarom zou je stallen afbreken, om ze ergens anders weer opnieuw neer te zetten? Erg onlogisch, allemaal. 

Vlot geschreven, gemakkelijk leesbaar, maar oppervlakkig verhaal, met als boodschap: "Echte moeilijkheden heb je niet als je nog jong bent en als ze er al eens zijn, komt alles toch in orde", aldus de recensie. En daar sluit ik me in dit geval wel bij aan. De titel van het boek is enigszins misleidend omdat in 2/3 gedeelte van het boek Annika en Jelle centraal staan, zo gaat het verder. Klopt ook. Het gaat veel meer over Jelle en Annika, die aan het einde van het verhaal uiteraard al een leuke woonzolder hebben gevonden. De recensie eindigt met Alle hoofdpersonen zijn volwassenen, maar ze spreken op het niveau van 13 tot 15-jarigen. Ook dat is waar. Toch was Kluitman tevreden. Waarschijnlijk om dat vlot geschreven en makkelijk leesbaar. Dat betekende immers ook: goed verkoopbaar. Wordt daarom opnieuw vervolgd.

08 oktober 2013

Onder de mimosa's

Lieke is een wees. Haar vader verloor ze al jong, en haar moeder, die ziek werd, heeft ze tot het einde toe verpleegd. Om op krachten te komen logeert ze met een tante aan de Rivièra. Maar tante gaat al snel terug naar Nederland en Lieke blijft alleen achter. Ze maakt snel kennis met Stef Veraart. Een jonge laborant, die door een ongeluk met gifgas ziek is geworden. Zijn hart, zijn longen en vooral zijn nieren zijn aangetast. Hij is door zijn dokter naar de Rivièra gestuurd, om te kuren. Zijn hond Jonas is zijn enige kameraad. Zowel Lieke als Stef hebben een familiekapitaaltje, wat hen in staat stelt, dit leventje te leiden. 

Niettegenstaande er in het hele boek slechts twee personen plus een hond voorkomen, verveelt het geen ogenblik, aldus een recensie in Het Vaderland. Persoonlijk vind ik dat dus wél een gebrek. Want er gebeurt niets. Nou ja, de ziekte en het langzame herstel van Stef wordt uitvoerig beschreven. Stef is koppig en wil niet naar een sanatorium, waar hij werkelijk zou kunnen genezen. Al is die kans klein. Tien procent. Er is ook tien procent kans dat hij komt te overlijden. En tachtig procent kans om voor altijd ziek te blijven. Waarom dus proberen beter te worden? Ook Stef is wees. Verdere familie of vrienden lijken ze geen van beiden meer te hebben. Maar ze hebben elkaar. En Lieke heeft de moed en de kracht voor hem te zorgen.

Uiteindelijk laat Stef zich opnemen in het sanatorium, waar hij een zware 'behandeling' krijgt en geneest. Wat ze precies met hem uitgespookt hebben wordt niet verteld. Dat het eigenlijk een wonder is, dat hij tot die tien procent blijkt te behoren, ook niet. Eerst wil Stef van geen genezen weten, dat lukt toch niet. En dan ineens wel. Maar dat zal wel door de liefde van zijn Lieveke komen. Wat zou het anders zijn? Het is een hopeloos sentimenteel verhaal, geschreven door iemand die geen idee heeft wat een gifongeluk voor gevolgen kan hebben voor een menselijk lichaam. En hoe ziek je daar van kunt zijn. Want Stef kan bijvoorbeeld wel in een auto naar de Rivièra rijden, vanuit Nederland, met slechts een tussenstop in België, maar een wandeling in Zuid Frankrijk is hem dan weer te veel. Er wordt een aantal keren aangehaald, dat hij vanwege zijn aandoening geen koffie mag hebben, maar als hij het dan tóch drinkt, lees je nergens wat dan de gevolgen zijn.

Het verhaal eindigt vrij plotseling, met de op handen zijnde trouwerij van Lieke en Stef. Het is dan twee jaar later. Ze hebben een huis in Frankrijk gekocht, wat ze op zijn Hollands hebben ingericht. Stef blijkt verzot op antiek en heeft veel veilingen afgelopen om het zo mooi mogelijk in te richten. Met zestiende eeuwse meubeltjes, onder andere. En dat in crisistijd. Dreigende oorlog en grote werkeloosheid, door heel Europa. Maar ook daar lees je niets over. En ik vraag me af wat of Stef gaat doen, nu hij weer genezen is. Zou hij nooit van zijn leven meer kunnen werken? Heeft hij genoeg geld om de rest van zijn leven te luieren? Daarover lees je niets.

Onder de mimosa's verscheen in 1938, met illustraties van Rie Reinderhoff. In 1960 verzorgde Hans Borrebach een moderner omslag en waren de illustraties verdwenen. Ik bezit beide drukken. Het verhaal maakt geen deel uit van de serie van boeken, die Sanne van Havelte schreef over de vier families die onderling met elkaar trouwden. Op de website van het Boekenmuseum, waar al haar boeken uitvoerig besproken worden, is ook een biografie van de schrijfster te lezen. Sanne van Havelte is zelf nooit getrouwd, zo blijkt. Of ze dan ook nooit een relatie heeft gehad,wordt niet duidelijk. Ik betwijfel het, na het lezen van dit verhaal. Die serie van dertien is nog wel aardig om te lezen. Maar dit verhaal doet wel heel onwaarschijnlijk aan.

06 oktober 2013

Pius almanak van katholiek Nederland

Ga je 'm ook nog echt lezen, of zet je 'm in de kast bij je andere oude boeken? wilde de verkoper van me weten, toen ik hem de € 2 overhandigde en de Pius Almanak 1962 | 63 voorzichtig in mijn rugzak liet glijden. Hij grinnikte en ik ook. We kenden elkaar niet, de verkoper en ik. Toch had hij me goed ingeschat. Ik was (en ben) en liefhebber. Want waarom zou ik anders een jaarboek kopen uit een jaar waarin ik overduidelijk nog niet geboren was?
Voorzichtig doorbladeren en daarna gauw in de kast zetten, zo antwoordde ik. En zei er maar niet bij, dat die twee euro die hij voor dit exemplaar had gevraagd erg voordelig was. Zoiets overkomt me veel vaker op een kofferbakmarkt en zeker bij oude vondsten is dat elke keer weer een feestje op zich.

Eenmaal thuis geïnstalleerd op de bank, bekeek ik het boek beter. Ik had dit eigenlijk niet eens alleen gekocht omdat ik oude boeken spaar. Deze aanschaf had nóg twee redenen. 1. Omdat ik ooit de opleiding bibliotheek en documentaire informatievoorziening heb voltooid en dit jaarboek, in nieuwere editie, verplichte kost was bij het vak Praktisch werken met handboeken en naslagwerken. Net als ons handboek en de Webster, waar ik al eerder over schreef. En 2. Omdat zo'n adresboek van vijftig jaar geleden een geweldig goed beeld geeft van het Rijke Roomse Leven, zoals dat toen heette. Want wat was het een omvangrijk geheel. Toen. Dertig jaar later zou ik hetzelfde boek in nieuwere druk op de opleiding gaan gebruiken, toen was het nog maar half zo dik.

Hoe kan het bestaan, dat dit bewaard is gebleven? Zelfs de boekenlegger en het correspondentiebriefje van de uitgever bleek er nog in te zitten. En dat voor een jaarboek, wat elk jaar opnieuw verscheen. Wat elk jaar vervangen werd. Het oude kon dus weg, om plaats te maken voor een nieuwe versie, met actuele gegevens. Althans, wat ze toen actueel noemden. Tot een jaar geleden bijgewerkt. Dat is nu om te lachen en ik doe er zelf aan mee. Wanneer mijn werkgever een mailing de deur uit doet naar diverse instanties, dan raadplegen we natuurlijk geen adresboek meer, maar websites. Ik werk op een afdeling die vroeger documentatiecentrum zou hebben geheten, maar die nu nog precies één almanak en één jaarboek heeft. Voor de rest is alles op internet te vinden.


Wat was het ook voor mij al weer lang geleden, dat raadplegen van een index, om zo op naam of plaats te kunnen zoeken. Terugbladeren naar de pagina waar de index je naar toe stuurt en ondertussen niet alleen adressen van allerlei instanties tegenkomen, maar ook reclame van bedrijven, die al lang niet meer bestaan. AaBe dekens, of de voorloper van Uitgeverij Zwijsen. Allebei in Tilburg. Maar dat werd ook in de jaren zestig de katholiekste stad van het zuiden genoemd. Ben er zelf jaren later gaan wonen en toen was dat nog steeds wel een beetje zo. Al waren al die kerkgebouwen op elke hoek intussen leeg komen te staan.


 Van dat Rijke Roomse Leven wat dit adresboek weergeeft, is niet veel meer over. In Tilburg kregen kerken tien jaar geleden al andere bestemmingen, variërend van museum tot inline skatebaan. De kerk in mijn geboortedorp is sinds kort geen onderdeel meer van een eigen parochie, maar opgegaan in een groter geheel. In mijn huidige woonplaats gebeurt over een paar jaar hetzelfde. Ze moeten wel. Bezuinigen, inkrimpen. Zo'n jaarboek is dus niet alleen een herinnering aan de opleiding of gewoon een leuke aanschaf op de kofferbakmarkt. Het is ook een stukje sociale geschiedenis. Nog veel meer dan een meisjesboek. En het staat nu inderdaad in de kast. Tussen een oude editie van de de Petite Larousse Illustré en een Winkler Prins in twee delen. Maar daarover later meer.

29 september 2013

Vriendschap op Picadero

Sylvie en Antal van Arendonck-van Dalsum krijgen nieuwe buren. De familie Pauwels heeft twee zonen, Stefan en Chris, en een dochter, Mirjam. Antal heeft sinds kort een vaste medewerker in dienst, Frank van der Hoeven. Frank ontmoet Mirjam bij de familie Van Arendonck en het stel krijgt een relatie. Op de manege wordt ingebroken, er schijnt ergens een oud kistje met juwelen te zijn begraven, tientallen jaren geleden. En Mirjam wil de beide stalknechten helpen de diefstal op te lossen, door de boeven op heterdaad te betrappen. Die moedige daad kost haar bijna haar relatie met Frank. Als Yvonne tijdens het verjaardagsfeest van Sylvie, waar Mirjam en Frank onafhankelijk van elkaar naar toe zijn gegaan, niet voor cupido had gespeeld.

Een paar hoofdstukken eerder is Mirjam jarig geweest, en kreeg ze al van Frank een mooi antiek parfumflesje. Mirjam werkt bij haar tante in de boekhandel in het dorp en voorziet Frank van boeken en kantoorartikelen. Broer Chris Pauwels verlooft zich en natuurlijk komt er ook hier weer meteen een huis uit de lucht vallen. Is er wederom van woningnood geen sprake. Er is een hartelijke familie, een eensgezinde schoonfamilie, de familie Van Dalsum is een groot geheel van gezelligheid en er wordt paard gereden. Ditmaal zelfs les genomen, aangezien Frank nog niet kan paardrijden. Maar aanleg blijkt hij wel te hebben en voor Mirjam wil hij het uiteraard graag leren.

Een detective-achtig verhaal, als onderdeel van een romannetje in paardenboekensfeer voor 13 jaar en ouder, afzonderlijk leesbaar in de serie, aldus de recensie. Dat is inderdaad, wat dit boek in de serie bijzonder maakt. Dat het niet alléen om elkaar de liefde verklaren gaat. Er zit nu eens géén jaloerse vriendin in, die komt stoken in een ontluikende romance. Of een zus, of schoonzus, die voor een vriendin wordt aangezien. Helen Taselaar voerde ze heel vaak op in haar verhalen, dit keer loste ze het op door er een inbraak aan toe te voegen, die nog niet zo maar opgelost blijkt. Dat maakt het spannend om te lezen.

Want verder zit dit deel uit de Picadero reeks weer overvol bekende ingrediënten. Hoe meer ik van Helen Taselaar lees, hoe meer ik dat idee krijg. Dat ze veel meer in opdracht van haar uitgever schreef, dan vanuit zichzelf. Dat het een kwestie was van een telefoontje of brief van Kluitman: doe nog eens een deeltje Picadero, want die verkopen zo goed.

Picadero is een serie geweest. En series zetten aan tot verzamelen, zo las ik ooit in een vakblad. Want met een nieuw deeltje uit een serie spreek je de al bestaande verzamelaars aan, om ook dit deel aan te schaffen. Maar als uitgever krijg je er vervolgens ook nieuwe verzamelaars bij. De meisjes die dit deel als eerste kochten en er achter komen, dat Picadero uit meerdere delen bestaat. Weliswaar afzonderlijk leesbaar, maar toch, een serie. Leuk om al die delen bij elkaar te hebben. En we zijn er nog niet. In het volgende deel gaan we weer op kamp. En moeten de paardrijdsters voor de manege in de bres springen. Wordt vervolgd, dus.  

22 september 2013

De Hongaarse keuken

Ze lagen met zijn drieën in de bekende bananendoos. Behalve een Hongaarse, ook nog een Duitse en een Zwitserse keuken. Maar daarover later meer. De verkoper vroeg er 1,50 voor, met zijn drieën. Ik had slechts 1,20 klein bij me, dat was ook goed. Drie pocketboekjes in de Prisma Reeks. Te beginnen met De Hongaarse keuken. Anno 1967. Toen we net een beetje kennis hadden gemaakt met de gastarbeider. Die nog geen enkel probleem vormde. Want hij deed het werk wat wij Nederlanders niet meer wilden doen. En hij kon nog lekker koken, ook. Je verstond alleen geen woord van wat hij allemaal zei.

Schrijfster Anna Telkics is een pseudoniem. In werkelijkheid is het Maria Horváth, een bekende actrice, aldus de achterflap. Ze vluchtte naar het westen, werd, na veel omzwervingen hoorspelactrice bij de Beierse Omroep en schrijft kookboeken in haar vrije tijd.
Wat een geweldig stuk historie, die paar zinnen alleen al. Die vlucht naar het westen, dat was natuurlijk voor het communisme, in 1956, tijdens de opstand. Hoorspelactrice, toneelspelen voor de radio. Ook al iets wat decennia geleden al uitstierf. En de Beierse Omroep, dat zal nu wel de ZDF geworden zijn. Een actrice annex kookboekenschrijfster, dus.

En wat voor een kookboek. Een jaren zestig exemplaar. Dus veel tekst en weinig plaatjes. En omdat het in dit geval een goedkope pocket is, voor iedereen bereikbaar, zelfs helemaal geen plaatjes. Een inhoudsopgave, die begint met een hoofdstuk Soepen en eindigt met Dranken. Daarna nog een register, van Aardappelen, gebraden tot Zuurkool met hom en kuit. En tenslotte een lange lijst van allerlei andere Prisma uitgaven. Ook leuk, om op die manier een nieuwe verzameling te starten. Maar goed. Ook dat is weer een ander verhaal. Elk hoofdstuk van deze pocket vertelt iets over de gebruiken van het land, de belangrijkste gerechten en geeft de lezer een stukje geschiedenis mee. Zodat je ook een beetje weet, waarom je iets kookt.

Dan de gerechten zelf. Briljante eenvoud. Dat is ook precies, wat me zo stoort aan de kookboeken van nu. Behalve dan dat het plaatjeskijkboeken zijn geworden. Je kunt nu geen gerecht meer maken, zonder dat je er de halve stad voor af moet fietsen. Er bestaat geen soep, saus of salade meer, zonder dat je er voor naar de toko of de Pasar Malam moet. Indien aanwezig. Want ik woon in een dorp met alleen een supermarkt en een slager. En de stad is zeker een halfuur ver. Dan heb je zo'n potje van iets gekocht, en er maar één theelepeltjes van nodig. Tien euro voor een potje, dat je daarna nooit meer gebruikt. En dan wordt het met al dat gepruts, ook nooit zo mooi als op de foto.

Nee, doe mij maar zo'n boek als de Hongaarse keuken. Waar in elke soep nog gewoon boter gaat, of letterlijk vet. Neem nou een Druivenplukkersmaaltijd van rundvlees, spek, gort en peterselie. Of Galuska, een gerecht dat alleen maar uit eieren, bloem, zout, zure room en jawel, boter bestaat. Karper met vet en zure room. Sinaasappelsaus met melk. Gebakken appels uit de oven met abrikozenjam. Alleen al van het lezen zou je misselijk worden. Dit zou de Nederlandse Hartstichting absoluut afkeuren, dit soort gerechten. Maar in 1967 dachten ze nog niet aan de gevolgen van zo veel en zo vet eten. Toen was het alleen nog maar allemaal heel lekker. En simpel om zelf te maken. Jó étvágyát, of te wel: smakelijk eten.


'De Hongaarse keuken ' verscheen oorspronkelijk bij Wilhelm Heyne Verlag, te München, onder de titel: 'Ungarische Küche'. De vertaling werd verzorgd door D.A.M. Basoski-de Wit.

07 september 2013

Marianne's mooiste souvenir

Op de achterkant van het omslag staat een kleine biografie van de schrijfster, Netty Koen-Conrad, die eindigt met: Zij heeft een zoontje, woont buiten, maar heeft haar hart verpand aan Amsterdam en Parijs. Dat blijkt, niet alleen uit dit boek. Misschien heeft de uitgever het wel bewust vermeld, in dit geval. Want Marianne's mooiste souvenir speelt zich voor het grootste gedeelte in Parijs af.

Het boek begint met een spreuk, zoals vaker bij deze schrijfster. Een Engelse spreuk van Poincaré, met de Nederlandse vertaling er onder. Het is toeval, wanneer kleine oorzaken grote gevolgen hebben.  Helemaal waar. En ja, dit is wel een heel toevallig verhaal.

Marianne Rogier is een wees. Ze heeft haar ouders al jong verloren en is daarna door haar oma opgevoed. Toen ook die overleed, heeft ze nog een poosje bij een neef gewoond, die haar liever kwijt dan rijk was. Gelukkig was Stans er nog, voluit Constance Nolten. Een vriendschap al vanaf de lagere school. Het kind had haar direct vriendelijk toegeknikt en de helft van haar zak met katjesdrop gegeven, zo staat er op pagina 11. Op precies dezelfde manier zou de schrijfster de vriendschap tussen Ineke en Anneke laten ontstaan.

Maar waar Ineke uit een hecht gezin komt en Anneke bij een oom en tante inwoont, daar heeft in dit geval niet alleen Marianne, maar ook Stans geen familie meer. Nou ja, op afstand. Haar ouders zijn met de drie zusjes geëmigreerd. Stans had van Amsterdam geen afstand willen doen en mocht uiteindelijk in Holland achterblijven. Als meisje van amper twintig. Maar goed, ze had haar HBS diploma en een cursus voor privé secretaresse. Ook al zo'n vaak terugkerend beroep in de boeken van Netty Koen Conrad. Stans wordt er secretaresse van Harry Greefen mee, schrijver van zowel wetenschappelijke werken, als romans, als gedichten.

Stans heeft een flat gevonden in Amsterdam en Marianne uitgenodigd bij haar te komen wonen. Voor Marianne, die geen diploma's heeft, regelt ze een baantje als telefoniste. En was dat allemaal nog niet mooi genoeg, twee jonge meisjes in een eigen onderkomen in Nederlands hoofdstad, er wordt ook nog een vakantie naar Parijs geregeld. Per scooter. Waar Stans even vlug haar rijbewijs voor haalt. En die ze van een vriend van Harry Greefen mogen lenen.

Onderweg naar Parijs treffen ze Edu de Gooijer. Hij is vrachtwagenchauffeur en weet zijn vracht niet goed beladen. Het touw steekt er gedeeltelijk uit, en Marianne en Constance raken er gedeeltelijk in verstrikt en komen ten val. Gelukkig is het ongeluk niet ernstig. Wel is het liefde op het eerste gezicht, tussen Marianne en Edu. Ondanks het standsverschil. Waar Stans, als verpersoonlijking van de schrijfster, toch wel een beetje op tegen is. Want wat voor toekomst heb je als vrouw van een vrachtwagenchauffeur? Je zult het nooit erg breed hebben.

Edu weet goed de weg in Parijs, en blijft hen ontmoeten. Voor een vrachtwagenchauffeur is hij welbespraakt en goed gemanierd. Eenmaal terug in Nederland blijkt hij geen vrachtwagenchauffeur, maar de zoon van de transportfirma, die bij wijze van uitstapje voor de grap eens een vracht naar Parijs wilde vervoeren. Standsverschil bestaat niet meer. Sterker nog. De familie De Gooijer is zelfs rijk. Marianne is onder de pannen, met een aardig stel schoonouders. Nu Stans nog.

En daar is schrijver Harry, met zijn strenge moeder, zijn zwakke gezondheid en uiteindelijk ook zijn liefde voor Stans. Hij reist naar Zwitserland om te kuren, Stans gaat met hem mee en zo komt de flat voor Edu en Marianne beschikbaar. Woningprobleem ook opgelost. Nu de titel nog. Dat slaat op een flessen'rek' van touw. Het touw, waarmee het ongeluk is veroorzaakt. Edu geeft het Marianne, op hun verloving. Als ze eenmaal getrouwd zijn, gaat ze het dagelijks gebruiken. Als haar mooiste souvenir.

31 augustus 2013

Uw eigen fotostudio thuis

Tussen de eerste en de tweede, geheel herziene druk van dit Borrebach - fotoboek zit een jaar of tien. Ik bezit ze allebei. Leuk om ze eens naast elkaar te leggen en te vergelijken.

De eerste druk is uit het  begin van de jaren zestig. Een dame in zwart wit, met een voor die tijd modern kapsel en dito fototoestel. Het is het eerste deel uit de Amstel Hobby serie, zo blijkt. Want op de keerzijde van het schutblad staat: Verder verschijnen in deze serie, waarna er drie titels volgen. Verschijnen, in de tegenwoordige tijd dus. Wat betekent, dat ze nog moeten worden uitgegeven. Anders had er gestaan: In deze serie verschenen eerder: of In deze serie verschenen eveneens:

We zijn zo gelukkig geweest, ook hiervoor de bekende schrijver-fotograaf Hans Borrebach, die in een der grote steden van ons land zijn eigen fotostudio's heeft, te kunnen interesseren, zo vermeldt de wervende tekst het, op de achterkant van het boek. Een der grote steden, der in plaats van van de, ouderwets taalgebruik, ook voor die tijd. Ze bedoelden er Den Haag mee, of, om in stijl te blijven, 's-Gravenhage. Waarom ze er dat niet gewoon neerzetten?

De tweede druk nadert de jaren zeventig. Je hoeft het boek niet eens in te kijken om te zien dat de tijd en daarmee Borrebach is veranderd. Deze druk heeft een opvallend rood omslag, een kleurenfoto van een dame die zich wijdbeens in een rode panty door een heer van onder af laat fotograferen. Opnieuw de knipoog naar de erotiek, die de schrijver met zijn eigen fotostudio's steeds vaker in zijn boeken stopte. Het lijstje met andere werken, dat op deze keerzijde staat, is heel wat groter. En allemaal van dezelfde auteur, bovendien.


Hans Borrebach zou een hele lange lijst met fotoboeken maken, bijna allemaal uitgegeven door uitgeverij Veen. In de Hobby serie. Soms herziene herdrukken van eerder uitgegeven werk, zoals dit. Dan was de schrijver van mening, dat het boek te gedateerd was, en maakte hij een nieuw boek. Soms ook met een verdere uitwerking van een specifiek onderwerp binnen de fotografie.

In de tweede druk staan enkele zwart wit foto's op glanzend papier. In de eerste druk niet. Die bevat slechts een paar tekeningen om het verhaal duidelijker te maken. Waaraan je ook kunt zien, dat het steeds eenvoudiger werd om boeken te drukken, die er toch steeds beter uitzagen.

In beide drukken gaat het, in iets andere bewoordingen, over de techniek, het gebruik van statief, reflectoren, het bepalen van scherpte, portretten, kinderfoto's en truc-foto's. Er wordt bij kleuren gesproken over het gebruik van blauw en rood, waarbij rood bijzonder aardig is in het geval van een paar fris aangezette lippen. Ja, er wordt ook gesproken over fascinerende vrouwenkopjes, die het zo aardig doen voor de lens. En dat kleine schoonheidsfoutjes verholpen kunnen worden. Zo kan de fotograaf best van zijn model verlangen, dat de adem wordt ingehouden, zodat de maagstreek wat minder zichtbaar wordt. Met andere woorden: buik inhouden, anders is het geen gezicht voor de foto.

Beide boeken hebben ook een alfabetische index. Een die in de eerste druk loopt van achtergrond tot zekeringen (elektr.) en in de tweede druk van absoluut nulpunt tot zijdelingse straling. Waarmee duidelijk wordt, dat de tweede druk inderdaad uitgebreider is dan de eerste. Achterin de eerste druk staat een prijslijst, die bij de tweede druk ontbreekt. De prijslijst maakt een onderscheid in Amstel- Hobby-serie en Hobby-serie. De boeken die er in verschenen zijn kosten respectievelijk 2.50 of 3.90 en meer per stuk. De boeken uit de Hobby serie bezit ik ook, voor een groot gedeelte. Deze zijn luxer uitgevoerd.

Blijkbaar wilde de uitgever met de nieuwe Amstel-Hobby-serie een nieuw publiek aanspreken. Of 2.50 voor een hobbyboek veel was, in het begin van de jaren zestig, dat weet ik eigenlijk niet. Je zou het tegenover de prijs van een alledaags artikel moeten zetten. Een brood of zo. Maar ook dat weet ik niet meer. Want ik zou pas tien jaar later geboren worden.

15 augustus 2013

The new international Webster's comprehensive dictionary of the English language


Je hebt van die aankopen, die je nog de hele dag bezighouden. Dit was er zo een. Het Engelstalige, met een vakterm aangeduid encyclopedisch woordenboek met die hele lange naam. Encyclopedic edition, staat er verder nog op de titelpagina. Gevolgd door 2003 edition. For distribution and sale in Germany, Switzerland and Austria only, vermeldt het colofon, dat minstens zo omvangrijk is en een A4-tje aan tekst beslaat. Op het schutblad heb ik naast mijn naam en datum van aanschaf, wat ik altijd doe, nog een opmerking gezet: Gekocht voor € 1. Nieuw! Ik viste m, vorig jaar, nog in het plastic verpakt, uit een grabbelboekenbak van een Duitse prijsvechter. En werd er stil van.

Eenmaal thuis haalde ik er het folie vanaf, en zag, hoe de prijs gedevalueerd was, in een paar jaar tijd, om ten slotte bij die ene euro te eindigen, in 2012. Ik moest er gewoon foto's van maken, ik kon het bijna niet geloven. Een lijvig boekwerk, bestaande uit flinterdun papier, om het niet nog zwaarder te laten worden. Drie kolommen per pagina en dat bijna 1900 pagina's lang. Niet alleen een Engels-Engels woordenboek. Het is ook een Spaans - Engels en een Duits -Engels woordenboek, het bevat informatie over hoe een vakbibliotheek te gebruiken, terminologie van de rechtswetenschap, notariaat, er staan citaten in, maten en gewichten... en nog ben ik dan niet compleet.

De Webster, zoals ie destijds bij ons op de bibliotheekopleiding werd genoemd, was een uitgebreid woordenboek dat scholieren en studenten bij hun studie gebruikten. In de hoogste klassen van de middelbare school, het MBO, het HBO en de universiteit. Omvangrijk, samengesteld door verschillende redacteuren met een grote reputatie op zijn of haar vakgebied. In een grote oplage gedrukt, op goedkoop papier, zodat de aanschafkosten laag konden worden gehouden. Zo werd er jarenlang gestudeerd, over de landsgrenzen. Want ik kan me niet herinneren dat wij het destijds veel gebruikten. Wij zochten wel iets op in de bieb en onze algemene naslag reikte niet verder dan een paar woordenboeken, Nederlands, Engels, Duits en misschien Frans. En dat bij voorkeur in de Prisma pocket editie. Want we wilden beslist niet meer weten dan strikt nodig.

In het buitenland, in Engeland en Duitsland, werd daar anders over gedacht. Ooit. Voordat internet er was, waarop 'alles' te vinden is, in elke taal. Betaalde abonnementen voor de serieuze literatuur, of gratis, maar dan volgepropt met banners of in het kaliber het staat toch op nu.nl boeien-of-het-wel-echt-klopt. Aan dit soort boeken klopte destijds alles. Maar anno 2003 was er al absoluut geen markt meer voor. Zo belandde het uiteindelijk bij die Duitse textiel super met restpartijen non food, waar ik het dus kocht.

Als voormalige bibliothecaris, werkzaam in wat eens een bedrijfsbibliotheek was, met vaktijdschriften, almanakken en andere adresgidsen. Inmiddels ben ik al lang informatiespecialist, en bezit onze afdeling, die ook geen documentatie afdeling meer genoemd mag worden, nog precies één jaarlijks verschijnend adresboek. De lijst van vaktijdschriften wordt elk jaar kleiner. Daarvoor in de plaats komen de nieuwsbrieven per e-mail, de tweets op twitter en de officiële publicaties in PDF. En kan het zo maar gebeuren dat je een naslagwerk voor een euro aanschaft. En er in bladert met een gevoel van, tja, zo was het ooit. Ooit vond je het heel gewoon, dat informatie zo maar een paar jaar oud kon zijn. Dat het dan toch nog waardevol was. Wachten op de nieuwe druk van zo'n boek, die wel een paar jaar uitbleef. Dan werd de oude afgeschreven. Er wordt niets meer afgeschreven, alles is altijd zo nieuw mogelijk. Een website met nieuws van 2 maanden oud onder het kopje 'Actueel' schuiven we al grinnikend opzij. Daar heb je niet veel meer aan.

11 augustus 2013

Miek en Minca

De eerste drie Mieke boeken verschenen tussen 1962 en 1964. Van het vierde deel, Miek en Minca, wordt alleen een herdruk vermeld in de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek. De vier deeltjes zijn in 1975 herdrukt als Witte Raven pocket. Maar ook het laatste deel is wel degelijk eerder bij West Friesland verschenen.

De eerste drie Mieke boeken verschenen tussen 1962 en 1964. Van het vierde deel, Miek en Minca, wordt alleen een herdruk vermeld in de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek. De vier deeltjes zijn in 1975 herdrukt als Witte Raven pocket. Maar ook het laatste deel is wel degelijk eerder bij West Friesland verschenen.Ruim vijftien jaar zijn verstreken, in het leven van Miek, haar gezin en haar familie. En om de lezers in een paar alinea's 'bij' te praten, laat de schrijfster haar hoofdpersoon al op de eerste pagina een foto album en losse foto's vinden tijdens de grote schoonmaak. Een ideale gelegenheid om er even bij te gaan zitten en de afgelopen jaren nog eens voorbij te laten gaan.

Het begint bij het niet helemaal gezonde broertje Kareltje. Die blijkt, als puber van vijftien onder het ijs te zijn gekomen, en overleden. Die jobstijding op die mooie wintermiddag, zou ze het ooit helemaal vergeten? Nee, nooit. Maar het leven gaat door en er zijn meer foto's te zien. Van haar tweelingzussen, Emmy en Tonia. Tonia getrouwd met haar leraar Engels en moeder van slechts één dochter, want Tonia had geen babies meer gewenst, ze was doodsbang voor haar figuur, dat inderdaad nu nog was als van een jong meisje.
Ems als verpleegster, eerst in Nederland, later in Nigeria en nu voor haar eigen gezondheid al weer een poos in Zürich.

Broer Bas, niet dom en technisch bij de pinken, die na de mavo een technische opleiding was gaan volgen, om uiteindelijk te eindigen als eigenaar van een zaak van bromfietsen, midden in het dorp. Getrouwd met Lienke Meijer, dochter van de directeur van de technische school. Foto's van broer Remco, inderdaad getrouwd met Sylvia de burgemeestersdochter. Het meisje met de artistieke aanleg, die ze nu alleen nog nodig had voor eigen gebruik, het interieur van hen was dan ook het toonbeeld van huisvlijt. Ook maar ouders van één kind, maar dat is in dit geval dan weer geen bezwaar. Dochtertje Conny is al net zo artistiek als moeder Sylvia. Dat is een deugd. Dat dochter Joany, die de koosnaam heeft van een andere bekende hoofdpersoon van de schrijfster, net zo nuffig is als haar moeder, is dan weer niet de bedoeling.

Vader Hogenbirk is inmiddels gepensioneerd en nog altijd tevreden met een partijtje schaak en een goede sigaar. Leo is behalve onderwijzer blijkbaar ook hoofd der school en psycholoog geworden, ondanks dat drukke gezin wat ze hebben. Want het huis is nog altijd een geheel en de peuters Wout en Peter zijn uitgegroeid tot puberjongens, die lang niet altijd doen wat hun moeder en vader van ze verlangen. En dan is er nog adoptiedochtertje Minca, met wie het ook al de verkeerde kant dreigt uit te gaan.

Er komen botsingen tussen Miek, Leo en de kinderen. Tussen Miek en Tonia. Emmy komt naar Nederland. Aanvankelijk om vakantie te vieren, maar het eindigt met een baan als assistente van dokter Otto broer van Sylvia van Zevenaer. Otto, die weduwnaar is geworden en niet zo heel veel tijd nodig heeft om Emmy ten huwelijk te vragen. Schoonzus van zijn zus, zus van zijn eerste liefde. Dat hij ooit van Miek hield, lijkt al lang weer vergeten. Het wordt wel een erg klein kringetje, zo.

De ruzie tussen Miek en Tonia wordt verholpen, door het levensbedreigend ziek worden van Joany. Een gegeven dat de schrijfster al een paar keer eerder heeft gebruikt. Ditmaal is het alleen geen longontsteking, maar een ongeluk. Spannende dagen volgen, maar uiteindelijk wordt het wachter met volledig herstel beloond. Niet alleen van Joany. Het herstelt ook de band tussen de beide zussen. En het ingesleten, liefdeloze huwelijk van Tonia wordt er zo veel beter door. Want Tonia vergeet haar uiterlijk en haar make up. Dat was nou ook precies de bedoeling. Ze had er veel te veel aandacht voor.

Met Minca en Peter dreigt het even helemaal mis te lopen. Gelukkig komt bij allebei de liefde om de hoek kijken. Peter vindt een degelijk vriendinnetje in Lonneke, na het mislukte avontuur met Elsje. En Minca, die komt er achter dat ze van Wout houdt. Pleegzus en haar stiefbroer, met elkaar opgegroeid in hetzelfde gezin. Heeft de schrijfster ook al een keer eerder gebruikt, maar dan in de variant van pleegbroer en zus.Maar voor het zo ver is, moet Minca eerst nog even bijna verdrinken en door Wout gered worden. Eerder realiseert ze het zich niet. Een vrij drastische manier om tot dat inzicht te komen. Een beetje al te melodramatisch.

Uiteindelijk komt alles toch nog goed. Voor iedereen. Want Emmy wordt zelfs op latere leeftijd nog moeder. Het komt goed voor bijna iedereen. Want met het definitief aan elkaar knopen van de lijntjes is de schrijfster één persoon vergeten. Trees, de zus van Leo en voormalig buurvrouw. Die werd in het vorige deel nog zo jong weduwe en moest weer gaan werken om rond te kunnen komen. Ze zou secretaresse worden. Of dat ook gelukt is, dat kom je als lezer niet te weten. Ze wordt zelfs helemaal niet aangehaald, net zo min als de overleden tante Katy, die nog een poosje voor de familie heeft gezorgd. Maar ach, die is er niet meer. Trees zal er nog wel zijn. En ergens met een directeur getrouwd, of zoiets. Dat zou helemaal in de lijn van dit zo bekende, rolbevestigende verhaal liggen.
Want o ja, op het eind van het verhaal krijgt ditmaal Miek een inzinking. Overspannen en oververmoeid. Net zoals Emmy, Remco en Bas dat eerder hadden. Sterke zenuwen had de familie Hogenbirk kennelijk niet.

18 juli 2013

Puck reikt naar de maan

Puck werkt bij rubberfabriek Patria, in Den Haag. Het is er saai en het gebouw is oud. Puck, die secretaresse is, zou willen dat er iets bijzonders gebeurde. En wordt op haar wenken bediend. De secretaresse van de beide directeuren, vader en zoon Verhaar, is ziek geworden. Net nu er een zakenreis naar Londen op het programma staat. Dan moet Puck maar mee, op het allerlaatste moment. Roef, roef , kantoorvoorraad en typemachine mee, in een taxi van de zaak naar huis, gauw spullen inpakken, vlug naar Hoek van Holland, waar de taxi nog een lekke band krijgt en razendsnel de boot op. Daar treft ze haar beide directeuren. De vader een gemoedelijke gezellige oude heer, de zoon een onsympathiek individu, goed in tennis, maar ongenaakbaar. En eigenlijk weet je het dan al.

Eerst ontstaat er vriendschap op de boot, waar Puck ook kennismaakt met ene Jules Limette, die - hoe toevallig - werkzaam blijkt bij een van de Engelse rubberfirma's waar Puck met haar directeuren naar toe gaat. En dan wordt je als lezer even op het verkeerde been gezet. Wie zal het worden? Jules of de jonge directeur, Max Verhaar? Puck moet hard werken en wordt gewantrouwd, aangezien ze zo maar is meegekomen en niet de 'echte' secretaresse is. Maar ze is accuraat, heeft haar 'vijfjarige met glans doorlopen' en volgt Engelse handelscorrespondentie, waar ze binnenkort examen voor moet doen. 

In het hotel schuift de jonge directeur haar een paar Engelse ponden toe, om haar onkosten mee te voldoen. Puck gaat er mee op pad en sluit prompt vriendschap met een meisje wat ze in de stad tegenkomt. Ze mag er zelfs komen logeren in het weekend. En Max Verhaar, die eigenlijk met de trein naar Brighton wilde gaan, weet Puck te overhalen, mee te gaan. Incognito, als een vriend, niet als haar baas.  Dan volgt een weinig relevant verhaal over een feest en een avontuur in de Engelse buitenlucht, een optreden met zang en gitaar van Puck en Max en vervolgens de terugtocht naar Nederland.

Waar alles al snel weer is zoals het was. Of toch niet? Want Puck heeft niet alleen vriendschap gesloten met May, ze is in dat ene weekend ook nog eens verliefd geworden op Max. Het levert haar een onduidelijke ruzie met haar ouders op, die verder nergens in het verhaal een rol spelen. En dan blijkt zijn secretaresse toch zieker dan gedacht, zodat Puck nog wat langer voor de jonge directeur moet werken. Iets, wat haar niet makkelijk afgaat. Ze besluit te solliciteren naar een andere baan en komt terecht bij de PTT, waar - alweer heel toevallig - de man van een oud collegaatje van Patria blijkt te werken. Er volgt nog een onduidelijke vriendschap met Han, een jonge mannelijke collega. Misschien wel alweer bedoeld om je als lezer op het verkeerde been te zetten.

Lang werkt Puck niet bij de PTT, een paar weken maar. Dan zoekt de oude meneer Verhaar haar op en vertelt, dat hij uit het bedrijf is gestapt en met pensioen gaat. Hij emigreert naar Zuid Frankrijk, waar hij een secretaresse / chauffeuse / typiste / gezelschapsdame voor zoekt en dat mag opnieuw Puck zijn. Want hij heeft vele secretaresses gezien, zoals Puck waren ze nooit. Waarmee een flink aantal pagina's zonnige zuiden gevuld kunnen worden. Na Londen, een promotie en een andere baan ook nog een baan in Frankrijk. Het kan niet op. Het eindigt met een bezoek van Max, die ze van het vliegveld moet gaan halen. En zijn aanzoek aan haar. Wat er precies met Jules en Han verder is gebeurd, wordt niet duidelijk. Ja, Puck wilde de maan, als het om de liefde gaat. En die heeft ze gekregen. In de vorm van haar voor haar ouders zo onbereikbare directeur.

Ook dit is wel een beetje veel verhaal voor één deel. Als ik Hella Jansonius was geweest, had ik dit over twee of drie delen uitgesmeerd. Hoe Puck bij Patria kwam, de reis naar Londen en ten slotte die naar Frankrijk.

06 juli 2013

Moderne dansen voor iedereen

Hij was zelf een professioneel stijldanser. Later ging hij er les in geven en begon hij zijn eigen orkest. Dat hij er ook boeken over heeft geschreven, heb ik lang niet geweten. Toen ik er een tegenkwam in de Hobby-serie, vertaald en wel, heb ik het dan ook meteen gekocht.

Victor Silvester, dus. Ik bezit ook een paar stijldansplaten. Eén er van begint met aftellen. Daar hoor je hem zeggen: slow, slow, quick-quick slow, en dan begint de muziek. Tadie, diedie, diediediedie... zoiets moet je horen, dat kun je niet opschrijven. Ik heb een paar platen uit de jaren zestig en zeventig, maar de muziek is waarschijnlijk veel ouder. Misschien nog wel van voor de oorlog.

Dit boek zal uit de jaren vijftig zijn. Het is één van de eerste uitgaven in de Hobby serie, want op de keerzijde van de titelpagina staat: In de Hobby-serie verschijnen verder:, waarna er een bescheiden lijstje volgt. Dat betekent dus, dat ze nog niet zijn verschenen, maar zullen verschijnen. Op diezelfde pagina een biootje van de auteur, gevolgd door onvervalste reclame: VICTOR SILVESTER Winnaar van het Wereldkampioenschap Dansen, Voorzitter van de  'Imperial Society of Teachers of Dancing Incorporated', Leider van het Victor Silvester Ballroom Orchestra, treedt regelmatig op voor de Britse Radio-omroep (B.B.C.) speelt uitsluitend op Columbia grammofoonplaten.

Geweldig. En dan moet het boek dus nog beginnen. Het bestaat uit twee delen en eindigt met Het boek eindigt met opnieuw reclame. Een keuze uit het platenrepertoire van Victor Silvester. Deel I, Hoofdzakelijk voor beginners, bevat een algemene instructie over de lichaamsdansen, de benamingen die gebruikt worden om de richting in de zaal aan te geven en de wijze hoe de schematische voorstellingen te lezen. Ten slotte volgt de uitleg van de eerste, meest eenvoudige dans: de Engelse Wals. Ik heb zelf jaren op dansles gezeten en was van huis uit al voorzien van een goed muzikaal gehoor, maar ik weet nog goed, dat er genoeg leerlingen waren, die deze dans al moeilijk genoeg vonden, om datzelfde ritme.

In het tweede deel, Voor diegenen, die niet langer beginners zijn, volgt de Meer gevorderde techniek. En daarna opnieuw de Engelse wals, gevolgd door de Slow foxtrot, Quick step, Tango, Rumba, Mambo, Samba, Weense wals en Rock and roll. Er tussen in zit nog een hoofdstuk Dansen op 'slow' en 'quick' ritme. Want stijldansplaten geven over het algemeen wel het juiste ritme aan, wie wil dansen op populaire muziek, zal zijn passen meestal wat moeten versnellen, of soms vertragen om in het ritme te kunnen blijven. Deze dingen weet ik, doordat ik jaren les heb gehad. En geoefend heb. Een goede partner heb gehad en dito dansleraar.

Ik heb er een levenslange voorkeur voor stijldansmuziek aan over gehouden. Niet de Engelse, maar de Duitse. Max Greger, de frivole saxofonist / orkestleider en Hugo Strasser, de klarinettist / orkestleider, die het 'im strikten Tanzrhythmus' hield. Of beide mannen boeken over stijldansen hebben geschreven, geloof ik niet. En Victor Silvester had het misschien ook beter niet kunnen doen. Want stijldansen is leuk, heel leuk, nog steeds. Maar het is wel iets dat je leert door het te doen, door te kijken en te luisteren. Niet door er een boekje met schematische voorstellingen over te lezen.

Zelf kreeg ik ruim dertig jaar na dit boekje pas dansles. Toen was de onderverdeling gemaakt in Standaard Dansen en Latijns Amerikaanse Dansen. Dat was allebei modern. In de Standaard Dansen zaten Quick Step, Engelse Wals, Tango en Slow Foxtrot. Een Weense wals hoorde er ook bij, maar die leerde je van elkaar, niet van de leraar. Tot de Latijns Amerikaanse Dansen behoorden, naast Rumba en Samba, ook Chachacha, Paso Doble en Jive. Dat laatste was dan weer een gematigde variant van Rock and Roll. Rock and Roll was een aparte cursus. Net als Mambo, die samen met Merengue en Salsa werd aangeboden. En dan was er nog een cursus oude dansen, waar je de Veleta kon leren en de Polka.

Over dat alles gaat dit boek niet. Ook niet over dansles, of over 'afdansen' voor een diploma, waarmee je een niveau hoger uit kwam. Brons, Zilver, Zilverster, Goud, Goudster en Topklasse. Over dat alles heb ik een ander boek. Dat bevat veel plaatjes en geen enkel schema. Dat is voor de liefhebber van stijldansen. Uitgegeven door een  Nederlandse stijldans-organisatie. Daarover een andere keer meer.

Moderne dansen voor iedereen verscheen oorspronkelijk onder de titel: Modern Ballroom dancing.

23 juni 2013

Weerziens op Manege Picadero

Ymke heeft een nichtje, Sigrid. En ze heeft een buurman, Tom van Gelder. De een heeft pas haar verloving zien stranden, de ander is een jonge weduwnaar. Ze vinden elkaar aardig en na de nodige misverstanden, waarbij er ook nu weer een vrouw ten tonele moet komen om de jaloezie wat aan te wakkeren, vallen ze elkaar dolgelukkig in de armen. En o ja, er komt natuurlijk ook een leuk huis uit de lucht vallen, waar het trouwlustige stel direct in kan.

Waarmee in een notendop het zesde deel over Manege Picadero is verteld. Veel meer is het niet. Nou ja, Ymke en Erwin hebben inmiddels een dochter, Nienke. Een naam die Helen Taselaar ook als hoofdpersoon van een ander verhaal zou gaan gebruiken. En het misverstand baseert zich deze keer op een echtgenote die niet meer in leven is en een zus, die voor een vriendin wordt aangezien. Ook dat heeft de schrijfster later nog een keer als motief voor de ruzie en het onbegrip gebruikt.

En dan is er nog Thijs, de aangenomen zoon van Erwin en Ymke, zestien jaar en in het bezit van de brommer. We zitten midden in de jaren tachtig en de kermis in het dorp wordt nog als een hoogtepunt gezien, waar zowel zestien jarigen als de hoofdpersoon, die slechts een paar jaar ouder is, meer dan genoeg leuks aan beleven. Een spookhuis, poffertjes, een geïmproviseerd terras en een paar grijpautomaten, waarmee je een horloge kunt scoren. Jongens van zestien die nog aan blikgooien met ballen doen, en er een pluchen beest mee winnen.

Er is een romantisch etentje in een restaurant met de veelzeggende titel Plaszicht. In datzelfde restaurant zullen Sigrid en Tom hun trouwreceptie ook houden. De wat norse, afwezige bioloog / schrijver wordt gaandeweg het verhaal steeds menselijker en blijkt zelfs zonder de nodige papieren een baan als leraar biologie aan een school te kunnen krijgen. Een baan die zo maar uit de lucht komt vallen, waarschijnlijk opgevoerd om het allemaal wat minder zweverig te maken. Sigrid is doktersassistente, wat Ymke ook was, voor ze trouwde. En ook hier is weer een grote hond, als gezelschap. En nog een zoontje uit het eerste huwelijk ook. Die natuurlijk zonder problemen meteen bij zijn vader en zijn nieuwe vrouw kan komen wonen. Want nee, daar heb je absoluut geen problemen mee, als vrouw van net twintig. Stel je voor.

Verhaal met veel dialoog, maar zonder verrassingselement: sterke rolpatronen, vooroordeel-bevestigend: uiteraard gemakkelijk leesbaar; vrij weinig verbindingspunten met situaties van meisjes in deze tijd, aldus de recensie. En dat klopt. Er is inderdaad weinig verrassends aan. Maar dat maakt het nou juist zo makkelijk leesbaar. Een vóórdeel. Zeker voor die meisjes in deze tijd, ook al zijn er dan vrij weinig verbindingspunten. Dat is die meisjes worst geweest. Ze wisten niet eens wat dat waren, verbindingspunten. Ze vonden het alleen maar heel leuk om over later te dromen. Ook al strookte het later van de schrijfster dan niet met de werkelijkheid. Meisjes waren toen al intelligent genoeg, om te weten dat het leven in boeken altijd goed kwam, en in het echte leven niet altijd.

Je vraagt je af, of die recensenten zelf kinderen hadden. Of ze zelf wel ooit jong waren geweest. Jong genoeg om zich in de leefwereld van meisjes te kunnen verplaatsen. Dan zouden ze hebben geweten dat het boek inderdaad niet verantwoord was, maar wel heel populair. Zoals alle verhalen uit deze serie dat waren.

04 juni 2013

Miek op eigen wiek

Het derde deel over Miek en haar familie. Waar we als lezers weer een paar jaar verder in de tijd zijn. Miek en Leo zijn intussen ouders van een tweeling, Wout en Peter. Het grote gezin, dat Miek zo graag had willen hebben, zal er nooit van komen want na de geboorte van de tweeling is 'een operatie noodzakelijk' geweest. Wat en waarom precies vermeldt de schrijfster niet, wel, dat Miek nooit meer in verwachting kan raken. Maar ze heeft de zorg voor haar kleine broertje Karel nog. En ze weet haar naaste familie vlak bij.

Zus Emmy is met hart en ziel verpleegster, haar tweelingzus Tonia - Tonny in haar nieuwe werkkring - is mannequin geworden. Een oppervlakkig leventje, dat haar eigenlijk al lang niet meer boeit. De afspraakjes met oppervlakkige mannen kunnen haar eigenlijk gestolen worden. Dat is zo onecht. Maar als ze op het station op weg naar haar familie John Faber tegenkomt, haar oud leraar Engels, op wie ze vroeger zo verliefd was, is ze van zijn hartelijkheid weer niet gecharmeerd. Aardig, attent, maar wel heel ouderwets en degelijk. Ze laat zich door hem in een taxi naar Miek brengen. Die ruikt meteen een roman.

Miek zorgt er voor dat het contact in stand blijft, ook wanneer Tonia weer gewoon aan het werk is. Ze arrangeert zelfs een etentje, waar de hele familie bij aanwezig is. Ook broer Remco met zijn vriendin Sylvia, haar vader, broer Bas en tante Katy. En dan weet je als lezer al, dat het wel in orde gaat komen met Tonia en John. Dat doet het ook, op de verloving van Remco en Sylvia, bij wie het, ondanks de tegenwerking  van Sylvia's vader, óók in orde is gekomen.


En dan is er ook nog het weesje Minca, dat in het ziekenhuis van Emmy terecht is gekomen. Het kindje heeft, nu haar ouders als gevolg van een ongeluk zijn overleden, geen familie meer. Miek wil het kind meteen adopteren. Als had ze het nog niet druk genoeg. En uiteraard gebeurt het ook. Leo regelt het voor Miek. Zoals hij alles voor haar regelt. 

Leed is er ook. Zo is tante Katy een erg strenge huishoudster voor vader en de beide nog thuiswonende broers. Vader mag zelfs niet binnen roken. Miek probeert hem zo veel mogelijk gezelligheid te bieden en ook haar zussen komen maar wat graag bij Miek. Dan overlijdt Jules Graafland, zwager van Leo en Miek. Hij en Trees zijn een luxe leven gaan leiden, wat Jules uiteindelijk met de dood moet bekopen. Het doet Trees inzien, dat ze weer moet werken voor haar geld en dat ze aan familie meer heeft dan aan oppervlakkige vriendinnen. En Otto, die nu hun huisarts is, blijkt een ziekelijke vrouw te hebben, die voortdurend moet 'kuren' in Davos.

Tante Katy kan het overlijden van haar neef Jules maar moeilijk verwerken. Ze wordt oud en krijgt kwaaltjes en uiteindelijk komt 'de slag' en overlijdt ze aan een hersenbloeding. Wie moet er nu voor vader Hogenbirk en de beide zoons zorgen? Weer is het Miek die voor een oplossing zorgt. De muur tussen de beide woonkamers wordt doorgebroken, terwijl de tweede keuken en de bovenverdieping voor Tonia en John vrijkomt. Miek zelf zal weer voor vader en haar broers zorgen. Naast Leo. Wout. Peter. Minca. Kareltje. En hond Beer, die ook zijn intrede heeft gedaan in huize Hogenbirk-Carels. Dat huis dat nu ook een naam heeft: Op eigen wiek. Ze hadden het beter Supermiek kunnen noemen.

25 mei 2013

Andy's gouden stippen

De schrijfster wordt in de vakliteratuur wel de serieuze tegenhanger van Cissy van Marxveldt genoemd. Ze schreven hun boeken ook in dezelfde tijd. Al zijn die van A. M. Nachenius-Roegholt niet eindeloos herdrukt. Zelfs al een beetje vergeten. Ze waren dan ook een stuk serieuzer. En in veel van de verhalen sijpelt de crisis van de jaren dertig al door. De meisjes moeten al een baan zoeken, het is niet meer vanzelfsprekend dat vader ze wel onderhoudt en dat ze rustig thuis op een ideale huwelijkskandidaat kunnen wachten.

Bij Andy thuis gaat alles nog heel voorspoedig. Crisis is er niet. Of nog niet. Haar vader heeft een advocatenkantoor, broer Gilles is een boemelstudent en haar moeder is een dame met ingebeelde kwaaltjes. Zo eentje die voortdurend met migraine op de divan ligt, terwijl ze in huis niets hoeft te doen. Daar heeft het gezin een dienstbode voor, Neel, die uiteraard niet netjes Nederlands kan praten en met wie Andy - voluit Amande - prima op kan schieten. En dan is er nog een zusje, Nini - op zijn Frans uitgesproken, met de klemtoon op de tweede ni- dat in Brussel op kostschool zit, om een echte dame te worden.

Andy zit op de HBS, waar ze vriendinnen heeft. Een clubje, bestaande uit Puck, Lientje, Rie en zijzelf. Soms voegen zich er nog wat jongens aan toe. Jongens, die wat ouder zijn en al hebben 'leren chaufferen'. Met die vriendinnen filosofeert Andy over de liefde, maar ze wil zich vooralsnog niet binden, zo lang ze niet zeker weet, of het wel ware liefde is. Zoals Lientje dat heeft, met Niek.

Het hele verhaal door is Andy de ideale vriendin / zus / dochter. Ze slaat zich dapper door een blindedarmontsteking heen, helpt broer Gilles uit zijn moeilijkheden als hij gokschulden blijkt te hebben, bezoekt zelfstandig haar zusje als ze merkt dat die heimwee heeft. Ze is goed gezelschap voor haar opa, helemaal wanneer oma komt te sterven. En dan is er nog Onno Ferwerda. Zoon van een goede, veel jongere vriend van opa. Een Fries van geboorte, die Andy al haar hele leven kent.

En passant slaagt Andy ook nog even voor haar HBS examen en volgt er een vakantie naar Spa. Een ongekende luxe in die tijd. Hoe het met haar vriendinnen afloopt, wordt niet verder verteld. En wat Andy nu zelf na haar diploma precies gaat doen, is ook niet duidelijk. Ze is even huisdame voor haar opa geweest. En als ze het geluk met Onno heeft gevonden, weet hem er van te overtuigen haar grootvader op te volgen in de fabriek. Of Gilles van zijn gokschulden af is en zijn leven gaat beteren, lezen we ook niet. Wel dat Andy haar 'gouden stippen' heeft gevonden. Haar bestemming, haar levenspad, geïnspireerd op een preek van een dominee. Kerkelijk is Andy niet, maar die ene keer dat haar vriendin haar over heeft weten te halen met haar mee te gaan, heeft ze toch genoeg gehoord om mee verder te kunnen.

Andy is het voorbeeld voor alle meisjes van achttien uit de jaren dertig. Al weet ze als minderjarige scholiere wel heel veel voor elkaar te krijgen. Hoewel ze nog de leeftijd heeft van bonbons, thee en ijsjes met vriendinnen en nog zwoegt voor haar diploma, kan ze bergen verzetten. En ze krijgt het nog voor elkaar ook. Andy is een ideale hoofdpersoon uit een boek. Helemaal worden zo als zij, dat zullen de lezeresjes van toen wel nooit hebben bereikt. Maar als ze al een beetje op haar mochten lijken, zouden ze al heel blij zijn. Een droomwereld, die al in de jaren zestig niet meer bestond. En daarom ook niet meer is herdrukt.




02 mei 2013

Diana op de filmset

Op de keerzijde van de titelpagina staat een lange lijst, met een vetgedrukte kop er boven. Van Helen Taselaar zijn in de jeugdserie pockets verschenen:, om te vervolgen met 21 verschillende verhalen, waaronder zeven delen De Wildhof en tien Picadero. Een behoorlijk oeuvre dus al. En dat alleen in nog maar in de jeugdserie. Voor Kluitman zou Helen Taselaar ook nog in de Romanserie en in de Suksesserie verhalen schrijven.

Diana op de filmset is een verhaal, dat alle jonge meisjes graag willen lezen, maar waarvan recensenten gehakt hebben gemaakt. Dertien in een dozijn. Bekende kost. En het stramien van dit verhaal wijkt er niet van af. In tegendeel. Het is nog een beetje ongeloofwaardiger gemaakt. Of beter geschreven voor de doelgroep, om het iets milder te zeggen.

Want wat willen jonge meisjes graag? Beroemd worden. Een carrière als filmster of actrice, of zwemster of amazone. Ze willen op vakantie naar een zonnig land en als het kan een knappe vriend met een goede baan. En ze willen natuurlijk een eigen onderkomen. Diana Davids voldoet aan dit ideaalbeeld. Ze had eigenlijk alles, zo begint het verhaal. Ze was leuk om te zien en had een mooi appartementje op de Maasboulevard. Ze had in korte tijd een aardige carrière opgebouwd. Het leek wel of regisseurs en producenten steeds meer interesse voor haar persoontje kregen.

Zo gaan de superlatieven nog een tijdje door. Maar als het persoontje - die omschrijving komt een paar zinnen verderop opnieuw voor- haar verloving met de knappe regisseur Anthony ziet stranden en de vakantie naar Mallorca daarom niet doorgaat, boekt ze een vakantie naar Lloret de Mar, voor zichzelf alleen. Alweer naar Spanje. Helen laat ze bijna allemaal naar Spanje gaan. Diana gaat incognito, met geverfd donker haar en een bril met vensterglas. Zodat niemand haar herkent. Als Anneke de Koning maakt ze kennis met Vera Emans en niet veel  later ook met Raymond Maris, een befaamd journalist en reporter, die haar ook niet als Diana Davids herkent.

Tussen Diana / Anneke en Raymond dreigt het wat te worden, maar dan wordt Diana terug geroepen naar Nederland, voor een nieuwe film. Ze kan en wil geen afscheid nemen van Raymond, omdat ze dan moet vertellen, dat ze niet is wie hij denkt dat ze is. Dat is dezelfde verhaallijn als die van Miranda. En ook in dit geval komt de man in kwestie achter de ware aard van de vrouw, alleen is hij er hier niet boos om. Raymond zoekt Diana weer op en daarmee lijkt het verhaal eigenlijk al verteld.

Maar omdat we dan pas halverwege het boek zijn, wordt er nog even een ruzie opgevoerd met de tegenspeler in de nieuwe film, die ook weer de ex blijkt van Diana's vakantievriendin Vera. Diana zelf heeft weer even contact met háár ex, Anthony Duval. Ja, alweer een Frans klinkende achternaam. Die laat de schrijfster bijna net zo vaak voorbij komen, als een vakantie naar Spanje.

Het weerzien met de ex maakt Raymond jaloers en zo ontstaat er nog gauw even een verwijdering tussen Diana en Raymond. Uiteindelijk wordt het ook hier weer bijgelegd en op de één na laatste bladzijde volgt het huwelijksaanzoek. Ja, met Raymond ging ze ongetwijfeld een heerlijke toekomst tegemoet. Waarmee de mondaine actrice, voor niets en niemand bang, toch weer in de armen van een man verdwijnt en ze ongetwijfeld huisvrouw en moeder gaat worden, in die heerlijke toekomst. En weer een stel jonge lezeresjes en een uitgever tevreden.

20 april 2013

Mieke wordt Miek

Twee jaar geleden kocht ik deel 1, 3 en 4 van deze serie op een kofferbakmarkt. Omdat de delen - zoals uitgevers altijd zo mooi formuleren - elk een zelfstandig geheel vormen, dat afzonderlijk kan worden gelezen, heb ik dat destijds dus ook gedaan. Maar vorige week wist ik ook deel 2 voor een prikje te scoren en zo ben ik dan nu toch compleet. Bovendien heb ik inmiddels deel 1 in de Borrebach variant weten te scoren. De serie is ouder dan ik in eerste instantie dacht. Uit eind vijftig, begin zestig.

Mieke wordt Miek dus. Er zijn een paar jaar verstreken in huize Hogenbirk, maar verder is er nog niet veel veranderd. Vader heeft zijn werk, buurman Leo is nog steeds enkel een goede vriend van Mieke en Mieke zelf zorgt nog aldoor voor haar jongere broers en zussen.

Broer Remco verbreekt zijn relatie met Topsy, de meid met de mondaine make up, die in het eerste deel nog ter sprake kwam.Topsy blijkt er een ander op na te houden. Een ontdekking die Remco ziek van verdriet maakt. Maar gelukkig is Mieke er, om voor hem te zorgen. En later in het verhaal krijgt Remco een relatie met Sylvia van Zevenaer, het zusje van Otto, dochter van de burgemeester. Wanneer papa Van Zevenaer er achter komt, sommeert hij Mieke op zijn kantoor te komen, waar hij haar beveelt, Sylvia niet meer te ontvangen. Ze is niet van hun stand, het moet over en uit zijn. Sylvia gaat naar het buitenland, maar zal Remco brieven blijven schrijven.

Broer Bas heeft zijn mulo diploma niet gehaald en moest ongediplomeerd van school af. Wanneer Mieke in de gaten krijgt, dat hij heel technisch is, weet ze haar vader er van te overtuigen, dat Bas toch weer naar school mag. De LTS en daarna de MTS, zo blijkt.

Zusjes Tonia en Emmy naderen hun eindexamen. Als tweeling beginnen ze steeds minder op elkaar te lijken. Was in het eerste deel Tonia nog de hulpvaardige en Emmy de dwarse wildebras, nu lijkt Tonia kapsones te gaan krijgen en is Emmy juist de zorgzame zus. Tonia wordt verliefd op haar leraar Engels, maar dit loopt op niets uit. Na haar diploma verhuist ze naar Amsterdam, om mannequin te worden. Emmy gaat ook naar Amsterdam. Ze gaat werken in het ziekenhuis. En nakomertje Karel gaat intussen gewoon naar school. Hij is toch iets minder achter dan in het eerste deel nog leek. Dankzij de inspanningen van Leo, zo blijkt.

Buren Trees en Jules Graafland gaan verhuizen. Terug naar Amsterdam. Trees, de zus van Leo, is in die jaren verworden tot een haastig, verwend en wispelturig type, die in het dorp waar ze terecht is gekomen, niet meer kan aarden. Het huis komt dus in de verkoop. Leo zou het graag kopen. Om te kunnen trouwen met Mieke. Maar Mieke heeft nog steeds haar huishouden, dat ze niet in de steek kan en wil laten. De andere kinderen hebben haar nog te hard nodig en vader kan geen hulp betalen.
En dan komt tante Katy Graafland, als reddende engel. Zij wil de huishouding wel gaan besturen, zodat er getrouwd kan worden.

Mieke naait haar eigen trouwjurk, plus de jurken van Tonia en Emmy, die bruidsmeisjes zijn. Ze stelt zelf haar uitzet samen. Ze koopt meubels en bereidt de grote dag voor. Mieke heeft energie voor tien, want daarnaast doet ze ook nog altijd het huishouden. Tot ze zelf trouwt. En Kareltje mee naar het buurhuis neemt. Want die zou te veel zorg voor tante Katy zijn. Ten slotte noemt Leo Mieke op de allerlaatste pagina voor het eerst Miek, waarmee de titel wordt verklaard. Miek past bij de getrouwde vrouw, die ze nu is geworden. Op naar deel drie.

16 april 2013

(Nieuwe) Prisma Huishoudencyclopedie

Eigenlijk is dit weer zo'n boekje waar ik er al een aantal van heb beschreven en waarvan ik er ook nog een aantal nog onbesproken in de kast heb staan. Wat dit leuk maakt, is dat ik er twee edities van bezit. De oorspronkelijke Prima Huishoudencyclopedie en de zeven jaar later verschenen Nieuwe Prisma huishoudencyclopedie. En hoewel de titel bijna identiek is, is de inhoud dat niet.

De oudste editie, die uit 1959, bestaat uit een aantal hoofdstukken, die weer nader zijn onderverdeeld in paragrafen en vervolgen, in een aantal gevallen, nog in subparagrafen. Over Eten. Over Kleding. Over de Woning. Over de Lichaamsverzorging. Waarna achtereenvolgens Het koken en de daarbij behorende technische middelen worden besproken. Kleding en het onderhoud daarvan. De vertrekken en hun inrichting. Tabel van lichaamsgewichten. Om te eindigen met Fornuizen en komforen. Een Textiel ABC. De vloer. Die nóg weer verder wordt onderverdeeld in gladde en vezelige
vloerbedekkingen.

De stof is overzichtelijk en schematisch ingedeeld, aldus het voorwoord, dat op de keerzijde van de kaft staat gedrukt. Dat mag inderdaad gezegd worden. Op de achterkant van de titelpagina staat een spreuk gedrukt: U heeft maar twee keer spijt wanneer u iets van goede kwaliteit koopt: wanneer u het betaalt en wanneer het versleten is. 

Het boekje is samengesteld door een echtpaar. Hans Vollmar, en Cor. Vollmar-van Wijk. Hij studeerde tropische landbouw, zij landbouwhuishoudkunde. En samen wonen ze in Brazilië, waar hij nog andere boeken schreef en zij aan huishoudcursussen voor meisjes werkte.

De editie uit 1966 is enkel nog maar samengesteld door Hans Vollmar, die, aldus de achterflaptekst, in 1961 terugkeerde naar Nederland, om zijn carrière in het bouwwezen te verruilen voor eentje in het nieuwe vak van elektronische informatieverwerking. Zou hij daar nog boeken over gepubliceerd hebben? Ben best benieuwd naar de visie op de computer van vijftig jaar geleden. Maar goed, dat is een ander verhaal.

De Nieuwe Prisma huishoudencyclopedie was nodig, aangezien de inhoud ervan snel veranderd bleek, door de verbijsterend snelle ontwikkeling in de wereld om ons heen. Daar heeft ook iedere moderne vrouw hulp bij nodig, aldus de tekst op de keerzijde van de kaft. Al worden de delen Woning, Keuken, Kleding en textiel nog altijd heel traditioneel in paragrafen besproken. Dit maal niet alleen met bekende kost, maar ook met nieuwe onderwerpen. Elektrische bedverwarming is er zo een. Centrale verwarming, meerkamerverwarming en lokale verwarming ook.

De beide enyclopedieën laten zich leuk naast elkaar lezen. Om te zien hoe de samenleving in die tijd veranderde. De kaft zelf geeft het al heel duidelijk aan. Waar het in de jaren vijftig nog een ijverige huisvrouw was, daar is het tien jaar later een foto van elegant geklede dame met een dochtertje, die samen niet veel meer doen dan het hoognodige. De vrouw is geen sloof meer, maar iemand met plezier en waardering in het werk dat ze doet. En ze wordt er ook minder moe van. Vast dankzij die verbijsterd snelle veranderende wereld.

17 maart 2013

Buitelingen

Buitelingen, heet dit verhaal. Struikelingen was een betere titel geweest. Het had de lading prima gedekt. Want o, wat staan er veel onlogische verhaallijnen in dit boek. Blijkbaar heeft de schrijfster er na afloop van of tijdens het schrijven niet echt meer kritisch naar gekeken. En hebben de redacteuren bij West-Friesland dat ook verzuimd te doen.

Het verhaal gaat over Thea van Okkeren. Ze woont bij tante Suus in huis, die ze soms ook gewoon met Suus of zelfs met Susepuus aanspreekt. Getuigt van weinig ouderlijk gezag. Dat Thea's ouders bij een ongeluk om het leven zijn gekomen wordt pas - terloops - na een flink aantal pagina's verteld. Dat er niet veel andere familie is geweest, die Thea op kon vangen na de dood van haar ouders, ook. Het is erg onwaarschijnlijk dat het dan toch 'tante' Suus is geworden, kennelijk een zus van vader, aangezien ze ook Van Okkeren heet. Tante Suus is zelf nog maar net puber-af. Die had nooit de zorg voor een middelbare scholier toevertrouwd gekregen.

Suus  is nog jong genoeg om zelf een vriend te krijgen. Dat wordt Karel van Lookeren, die dan als bij toeval ook de leraar wiskunde van Thea wordt. In welke klas Thea zit, wordt niet verteld. Dat er een leraar weg zou gaan, waardoor ze haar aanstaande stiefvader / oom voor de klas zou krijgen ook niet.  Het wordt zo maar een nieuw hoofdstuk in het verhaal.

Thea sluit vriendschap met Tom van den Berg, die al bijna tweeëntwintig is, maar toch nog zijn eindexamen van de middelbare school moet doen. Daar zou hij dan tien jaar over hebben gedaan. Elke klas twee keer, of zoiets. Want gaandeweg wordt het duidelijk, dat het om de vijfjarige hbs gaat. Tom is een kei in exacte vakken als wiskunde, maar minder in de talen. Nadat hij zijn diploma heeft gekregen, vertrekt hij naar Amsterdam, om er op kantoor te gaan werken. En er de handelsavondschool te gaan doen, zo vertelt hij Thea.

Thea racet intussen door de rest van de hbs heen. Aan het begin van het verhaal is ze al zeventien, en, zo lijkt het, een leerlinge van de vierde klas. Dus moet ze ook al een keer zijn blijven zitten. De vriendschap met Tom blijft bestaan. Van een handelsavondschool blijkt al na een paar hoofdstukken geen sprake meer. Hij gaat Frans studeren, aan de universiteit. Blijkbaar is de schrijfster vergeten, dat hij daar eerder in het verhaal nog zo'n moeite mee had en dat ze hem dat letterlijk tegen Thea heeft laten zeggen. En daar blijft het niet bij.

Want helemaal aan het eind van het verhaal, als Suus met Karel gaat trouwen en Thea ook haar diploma heeft, blijkt Tom contact te hebben gehad met een zakenman uit de chemische industrie. Hij biedt Tom een baan aan, in Colombo. Maar hij mag zich eerst een half jaar inwerken in Brussel. En uiteraard is dat een uitgelezen gelegenheid om Thea een huwelijksaanzoek te doen, terwijl hij haar eigenlijk nog nooit zijn liefde heeft laten blijken.

Dan is er nog een klasgenoot van Thea, ene Mikkie Melk. Dat is geen bijnaam, zo heet de jongen in kwestie echt. Ook hij sluit vriendschap met Thea, maar dat is alleen maar om duidelijker aan te geven, dat Tom van den Berg toch echt een stuk beter is als echtgenoot.

Twee vastberaden jonge mensen, die problemen hebben beproefd en opgelost, zo eindigt het verhaal, problemen die samen voerden tot de weg naar het hoogste geluk.Tjonge. En dat voor een stel van, wat zal het zijn, nog geen twintig en drieëntwintig. Op naar Colombo, om Suus zwanger en getrouwd met Karel achter te laten en om daar een bestaan op te gaan bouwen als echtpaar waarvan de man na een baan op kantoor en een voornemen Frans te gaan studeren, toch maar voor een baan in de chemie kiest. De wereld was wonderlijk, vijftig jaar geleden, maar toch niet zo wonderlijk, als Erra van Apeldoorn 'm neerschreef. En vervolgens voorzag Hans Borrebach het boek ook nog van een omslag van een bevallige dame met een koe op de achtergrond. Wat schrikt ze toch charmant. Ze lijkt wel tien jaar ouder dan ze is.