19 april 2011

Rondom de Nutshell

Als de oorlog er niet tussen was gekomen, waren ze al lang getrouwd, Rob en Marjolein. Twee verloren jaren, had Rob in Duitsland gezeten. Maar hij was terug gekomen. Inmiddels afgestudeerd als ingenieur gaat hij op zoek naar een baan. En die vindt hij. Dan moet er ook maar snel getrouwd worden, beslist hij zakelijk. Binnen nu en vier weken. Maar... de uitzet?! Marjolein heeft nog niets bij elkaar kunnen sparen. En waar moeten ze wonen? Oom Marius heeft een zomerhuisje, een houten geval van drie kamers en een keukentje. Dat mogen ze hebben. Het huisje wordt op transport gezet naar De Steeg.

Marjolein begint ijverig inkopen te doen voor haar uitzet, wat zin na zin wordt beschreven. Er zijn zaken die moeder missen kan. En ze gaan samen op pad. Voor serviesgoed. Moeder wil dat van kostbaar porselein waaraan niets ontbrak.  Marjoleins voorkeur gaat uit naar het eenvoudig aardewerk, hardgeel geglazuurd. En daaraan ontbreekt ook niets, zo blijkt. Bovendien staat het zo veel beter bij de toekomstige inrichting. Vrolijke cretonnen gordijnen, lichte meubels en schattige theewagen. Marjolein krijgt het servies en vader voegt er nog een blinkend wit gasfornuis aan toe, want in een nieuwe huishouding horen geen versleten spullen, aldus de heer des huizes.

Na het huwelijksfeest en een klein reisje zijn Rob en Marjolein man en vrouw. Rob heeft zijn werk, Marjolein het huishouden. Maar daar maakt ze niet zo veel van. Ze vindt het ook niet leuk. Dat verandert, wanneer er een jong hondje aan de deur krabt. Marjolein zou het graag willen houden, als er maar niet zo'n gapend tekort in haar huishoudbudget zat. En Rob het maar niet vertikte, haar wat extra geld toe te stoppen.

Natuurlijk leert Marjolein snel en wordt ze een volmaakt huisvrouw. En mag de hond blijven. Marjolein krijgt een echte vriendin, Els, die haar inwijd in de eerste beginselen van de knip- en naaikunst. Zelf je kleren maken is leuk en spaart geld uit bovendien. Neefje Freddie komt logeren. O, als ze toch eens zo'n peuter van hun zelf hadden, dan... dan waren ze het gelukkigste stel op aarde, beaamt Rob.

Eerst volgt er nog een vakantie met vrienden Guus en Winny. Dan, een paar weken later volgt het bezoek aan de dokter met een heel bijzondere reden. Marjolein zou het hem wel willen vertellen, ware het niet dat Rob voor het werk een hele poos naar het buitenland mag. Ze vertelt het hem uiteindelijk wel, maar het moet hem niet verhinderen, toch voor de zaak op reis te gaan. Of hij wel op tijd terug is, voor de bevalling? De baby wenst niet zo lang te wachten en kondigt twee weken te vroeg zijn entree aan. Kleine Rudi komt zonder zijn vader ter wereld.

Veertien dagen later komt Rob thuis. Per vliegtuig en niet, zoals zijn baas, per boot. Hij wilde geen dag langer wachten om vrouw en kind te zien. Marjolein heeft al die tijd thuis doorgebracht, maar verlangt nu toch wel erg terug naar De Nutshell. Ons eigen huisje. Daar waar Els het alvast gezellig heeft gemaakt. Een kachel met aangename warmte, een theebeurs met daarin een pot versgezette thee en vuurrode tulpen in een grijze, aardewerken pul. Zelfs voor Rudi ligt een kruikje klaar in zijn wieg.

Er was een tijd, dat Marjolein de Nutshell vervloekte. Ze heeft zich aangesteld, geeft ze nu toe. 'We moesten ten slotte beiden nog ondervinden wat het betekent, om getrouwd te zijn en je helemaal op elkaar in te stellen', aldus Rob. Waarna Rudi luidkeels laat weten dat het etenstijd is.Man, vrouw, huisje, boompje, beestje. Einde. Lang leve de jaren veertig. Waarvan mijn oma me altijd vertelde dat er schaarste was. Wel geld voor een uitzet, maar niets te koop. Woningnood. Jarenlang inwonen omdat je niets anders kon krijgen. Maar daarvan lees je in dit soort boekjes nooit. Dit is gewoon uitsluitend geluk in een notendop. Of nutshell.

10 april 2011

Manege Picadero

Nadat ik De Wildhof compleet had, besloot ik ook die andere succesvolle serie van Helen Taselaar maar bij elkaar te gaan sparen. Manege Picadero. Ik geef niets om paarden, daarom had ik de boekjes tot dan toe laten liggen. Maar ach, ze lagen steeds vaker voor een prikje op de markt. En de omslagen waren dan wel niet van Herry Behrens, maar van Reint de Jonge en eigenlijk niet minder mooi.

Het eerste deel heet eenvoudig Manege Picadero. Waar Picadero voor staat wordt niet verteld. De doorgewinterde paardenfan weet dat, waarschijnlijk. Ik niet, dus heb ik het op moeten zoeken. Een picadero is een oefenruimte van ca 12 x 12 meter met een gesloten omranding van minstens 150 cm hoog. Kijk eens aan. Die dingen die ze inderdaad altijd bij een manege hebben staan. Zo heet zoiets dus.

Manege Picadero wordt gerund door vader Van Dalsum. Het is al jaren in de familie. Later zal het worden overgenomen door zoon en broer Joost, die nu zestien is. Hij heeft een jongere zus, Yvonne van twaalf, en een oudere zus, Sylvie van achttien. Over de laatste gaat het verhaal. Tijdens een rit te paard ontmoet ze Antal van Aerendonck. Een heer met een Oost Europees klinkende voornaam en een chique achternaam. Hij is halfweg de twintig, zit met zijn vader in het antiek en heeft uiteraard ook paarden. Ze komen vlak in de buurt wonen en Sylvie vindt hem onuitstaanbaar. In het begin.

Want een goed lezer van de boeken van Helen Taselaar weet: dan wordt het wat. En inderdaad, het wordt wat. En, zoals het ook een goed boek van diezelfde schrijfster betreft: het blijft niet zo. Er komt een andere man en een andere vrouw, die beide verliefden jaloers maken, waardoor de relatie even uit is. Sylvie gaat op werkvakantie naar Frankrijk, maar kan Antal niet vergeten. Hij haar ook niet. Er moeten wat misverstanden uit de wereld worden geruimd, maar dan blijven ze het ook voorgoed eens. Sylvie gaat niet meer terug naar Frankrijk en Antal heeft, voortvarend als de mannen bij Helen Taselaar nu eenmaal zijn, alvast maar een huis gekocht. Vlak bij Picadero, uiteraard.

Antal heeft een getrouwde broer, Robert, en een jonger gehandicapt zusje, Ymke. Die worden ook maar meteen geïntroduceerd. De familie van Aerendonck raakt meteen dik bevriend met de familie Van Dalsum. Zo kunnen we voorlopig een aantal deeltjes vooruit. Hoofdpersonen genoeg, voor toekomstige verhalen. Wordt vervolgd, dus.

05 april 2011

Ik? Een boek voor meisjes

Ook dit boek kocht ik tweedehands, zoals de meesten uit mijn verzameling. En aan de aanschafdatum te zien - 6 maart 1999 - is het op een van de snuffelmarkten in De Brabanthallen geweest. Daar kocht ik veel, tegen het einde van de vorige eeuw. De vorige eigenaresse was ene Ans de Laat. Ze kreeg het in 1956, voor Sinterklaas. Zo staat het er ten minste in geschreven. Zulke boeken, waarin nog iets van de eigenaar zichtbaar is, zijn het leukst. En ik vraag me dan altijd weer af: waarom is het op de rommelmarkt terecht gekomen?

In ieder geval is het nu al weer ruim tien jaar in mijn bezit en ik gooi het niet zo maar meer weg. Je zult het wel een vreemde titel vinden, aldus de schrijvers in het voorwoord. Trouwens, het héle boek wijkt een beetje af van wat je gewend bent. We kennen jou niet, maar we zijn blij met je kennis te maken. De schrijvers hopen ten slotte, dat de lezeres het ook prettig vindt, met hen kennis te hebben gemaakt.

Het boek gaat inderdaad, zoals het voorwoord al vertelt, over van alles en nog wat. En het is geschreven in de meisjestaal van toen. Die uit de meisjesboeken. 'O..... ééééééééénig!!'' Dat was steevast de reactie van de meisjes wanneer ze de foto hiernaast zagen', staat te lezen op pagina 19. Hoe vindt u me? is de openingszin van het gesprek met een man, op pagina 28. Helemaal bont maken ze het op pagina 55: Telkens weer als ik ongesteld ben, en dat is nog maar drie keer gebeurd, heb ik het gevoel dat ik, ondanks alle pijn en narigheid, een zoet geheim met me meedraag en daarom, al heb ik er niets dan last van, verheug ik me in zekere zin weer op de tijd dat ik dat geheim in me zal voelen.

Jawel, menstruatie is een feestje. Sterker nog, een zoet geheim. Klopt, je bent er even zoet mee. Zo van je twaalfde tot je vijftigste. Ver voor en ver na dat je moeder zou willen worden. Maar dat vertellen ze er in dit boek maar niet bij. Bloot slaat dood, aldus pagina 110. Wat dat wil zeggen? Dat je niet altijd kunt doen, wat je graag zou willen. Er zijn mensen, die hun innerlijk kleden, zoals de mode dat eist. Geen bikini of korte broek, als je op de fiets stapt, dus.

Mijn eerste dansles, pagina 163: ik stond op de gladde vloer zoet te kijken naar de leraar, terwijl ik dacht aan de meisjes, die uitgleden en met hun partner op de grond vielen. Bij ritmische gymnastiek val ik ook vaak, dus er was geen enkele reden waarom ik dat hier niet zou doen. Dit is om te lachen en tegelijkertijd ook waar. Het verwoord precies de onzekerheid van een meisje. En niet alleen een meisje van toen. Zo denk je nu nog wel eens als je vijftien bent.

Er staat iets in over jongens. Over verliefd zijn, houden van, trouwen. Moeder worden. Hoe het over tien, of vijftien jaar zal zijn, met de lezeresjes. Het zou best kunnen dat jullie over een jaar of tien, vijftien al met je eerste baby op schoot zitten. Ten slotte nog iets over geloven. Het katholieke geloof, wel te verstaan. De redactie zat in Nijmegen. En richt zich op de laatste bladzijde nog eenmaal tot Ans, Leonie, Yvonne, of Ineke of hoe je ook heten mag. De voornaamste die kan beoordelen of dit boek geslaagd is, ben jezélf.

Is het boek geslaagd? Dat zou ik moeten vragen aan iemand die in de jaren vijftig een jaar of vijftien, zestien was. Ouder dan mijn moeder, jonger dan mijn oma. Ik zal het eens aan mijn tante vragen.