26 maart 2016

Janneke redt het wel

De vader van Janneke Bloemink is na een lang ziekbed gestorven. Wat hij precies gehad heeft, wordt niet duidelijk. Wel dat moeder ook ziekelijk is, en tobberig van aard. Financiële zorgen heeft de familie Bloemink niet. Maar gelukkig zijn ze ook niet. Moeder zwelgt in haar verdriet en laat de hele huishouding over aan haar oudste dochter Mia van net twintig. Maar Mia gaat trouwen, al helemaal aan het begin van het  verhaal. Met 'oom' Karel een aangenomen zoon van oma Bloemink. Eigenlijk geen echte oom en pas dertig jaar. Daarom kan Mia ook met hem trouwen. Ze verhuizen naar Engeland.

Karel heeft Janneke gevraagd, voorlopig de huishouding te gaan doen. Janneke moet nog zestien worden en heeft haar diploma ULO 3. Verder leren wil ze niet. Misschien in de verpleging. Maar eerst gaat ze, met enige tegenzin, de huishouding van haar moeder doen. Met een werkster en met de hulp van haar zusje Lies, de ene helft van de tweeling. Caro, de andere helft, is niet zo hulpvaardig. De tweeling is dertien jaar. En waar de ene uitblinkt in wijsheid en tact, daar wordt de andere een onstuimige puber.

Janneke maakt kennis met Daan Wichers, haar nieuwe buurjongen. Hij woont samen met zijn vader en een tante, want zijn moeder is overleden. Aan kanker. Ze was eerder ziek, werd geopereerd, maar na een aantal jaren kwam de kanker terug en toen was er niets meer aan te doen. Die mededeling zet Janneke aan het denken. Zou haar moeder, toen ze negen jaar geleden geopereerd werd misschien ook...?

Ze gaat naar de dokter om opheldering. En die geeft toe, dat ook moeder aan kanker is geopereerd. Maar dat zelfs haar vader dat nooit geweten heeft. Het had geheim moeten blijven. Moeder is immers al weer zo lang vrij van kwalen, al bijna tien jaar. En wie tien jaar zonder uitzaaiingen is, die is genezen. Zo dachten ze toen nog over kanker. Je ging er aan dood, tenzij je er op tijd bij was en een aantal jaren in angst had geleefd.

Of moeder definitief genezen is, wordt niet duidelijk. Ook niet, of het komt tot een huwelijk tussen buurman Wichers en haar. Of het misschien wat wordt tussen Daan en Janneke. Of Janneke de verpleging ook werkelijk in gaat of dat dat er niet meer van komt. Hoe het verder gaat tussen Mia en Karel. Zo eindigt het allemaal niet. Wel, met de verklaring van het onaardige gedrag van Caro. Lies en zij blijken aangenomen kinderen en daar is Caro op de bruiloft van Mia bij toeval achter gekomen. En dat je, bij twijfel, altijd bij God te rade mag gaan. Al is dat niet zo duidelijk aanwezig als in bijvoorbeeld de boeken van Max de Lange-Praamsma.

Annie Oostenbroek-Dutschun zou later een schrijfster van streekromans worden. Veel streekromans. Ze werd in stapels tegelijk geleend werd bij de bieb. Ik herken de naam nog, uit de tijd dat mijn moeder ze las. Dikke pillen waren het, met omslagen in aquarel, van Reint de Jonge of Herry Behrens. Steeds weer over die boerenzoon die moet trouwen met een boerendochter, maar een voorkeur heeft voor de notarisdokter. Of andersom. De dokterszoon met de boerendochter. Nee.

Die boeken heb ik altijd maar even vluchtig doorgekeken. Gelezen heb ik ze nooit. Dit deel uit de IRIS reeks dus wel. Ik had het ook binnen een uur uit. Mooi vond ik het niet. Het is, wat boeken wel vaker zijn. Er gebeurt van alles en tegelijk gebeurt er niets. Er staat te veel in, wat allemaal maar even wordt aangestipt. Het was beter geweest, als er wat minder in had gestaan. En dat wat uitvoeriger was uitgewerkt.

10 maart 2016

Ik kan tuinieren

Ook dit deel uit de Ik kan serie heeft een uitgebreide titelpagina, met veel meer gegevens dan er op het omslag worden vermeld. De titel is voluit: Ik kan tuinieren : practisch handboek voor de tuinliefhebber. Practisch met een c, want het is nog 1959. Voor mij ligt de 9e geheel omgewerkte druk. Geïllustreerd met 20 gekleurde platen, 53 zwart-wit platen en 112 tekeningen tussen de tekst. De keerzijde van de titelpagina vermeldt nog, dat de 1e-5e druk EEN GEHEEL JAAR IN DE TUIN getiteld was. Met hoofdletters.

In het woord vooraf wordt uitgelegd, waarom de titel gewijzigd is. De indeling van de werkzaamheden per maand werd behouden maar bekort. Daardoor werd het mogelijk de verschillende onderwerpen die de tuinliefhebber interesseren apart en veel uitvoeriger te behandelen. Dat is dunkt me een voordeel. Aldus de schrijver. Het is, ruim vijftig jaar later, vooral ook een signaal dat het steeds beter ging met Nederland. Dat we meer vrije tijd kregen en dat we minder hard hoefden te werken. Dat tuinieren ook een hobby kon zijn en niet alleen een noodzaak. Vandaar ook de vrolijke dame in overall op het foto omslag.

Het eerste hoofdstuk heet ook hier Een heel jaar in de tuin. Bekort is een wat bescheiden omschrijving voor het rigoreuze snoeiwerk, dat de auteur heeft uitgehaald, om in de stijl van het tuinieren te blijven. Het is slechts 21 pagina's van de in totaal 334 pagina's lang. Wat er voor teruggekomen is, zijn dus de verschillende onderwerpen die de tuinliefhebber interesseren. Soorten tuinen, elk in een apart hoofdstuk. Planten en bloemen, in soorten en maten, over hun verzorging. Een schaduwtuin. De moestuin, het kruidentuintje. Kolossale tuinen en balkontuinen.

Ook dit boek moet een fortuin gekost hebben, destijds. En ook nu vraag ik me af, wie het destijds kocht. Wie het in de jaren zestig op zijn of haar gemak doorbladerde, om het dan ter zijde te leggen. Zich in overal en makkelijke schoenen te hijsen - zo in je daagse kloffie, dat was zonde - en dan vervolgens praktisch toepaste wat hij of zij daarvoor nog had gelezen. Want tuinieren met zo'n boek er naast, dat deed je niet. Ook dat was zonde. Van het boek.

Het geheel eindigt met een register, dat een korte uitleg vooraf heeft. De cursieve cijfers verwijzen naar de bladzijden waar de tekeningen tussen de tekst staan; de Romeinse cijfers geven de nummers der zwarte en gekleurde platen buiten de tekst aan. De nummers der zwarte, ja. Terwijl het toen toch al lang 'de nummers van de zwarte' was. Maar ja. Misschien was dat wel om aan te geven, dat je een voornaam boek in handen had. En daarom dus voornaam moest worden aangesproken. In je eigen boek. Een kostbaar bezit. En dat het van jou was, bewijst de tekst, die op de keerzijde van de eerste, meer bescheiden titelpagina. DIT BOEK BEHOORT AAN. Gevolgd door een stippellijntje. Daarop heb ik mijn naam gezet, gevolgd door de datum van aanschaf, zoals ik dat altijd doe. Ik bezit het sinds 24 april 2011. En ik hou het ook nog wel even in bezit. De Ik-kan serie is absoluut een van de beste weerspiegelingen van die tijd. Geïllustreerd met platen, in kleur en zwart wit, en vele tekeningen tussen de tekst.