31 juli 2016

Door's Groeitijd


Het boek werd voor het eerst uitgegeven in 1929, met illustraties van Freddie Langeler. In de jaren dertig gaf Kluitman het opnieuw uit. Het binnenwerk bleef intact, maar het omslag werd gewijzigd in een exemplaar van Hans Borrebach. Een derde druk, waarbij hij ook illustraties in het boek zelf verzorgde, is niet meer verschenen. Althans, de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek maakt er geen melding meer van.

Als je het verhaal leest, wordt duidelijk waarom. Het was ook voor jaren dertig begrippen al ouderwets. Een meisje dat na de Middelbare Meisjesschool naar de kweekschool gaat en vervolgens onderwijzeres wordt. Dat gegeven zou nog tientallen jaren mee hebben gekund. Het zijn vooral de details, die ook in de jaren veertig al achterhaald waren.

Door is een meisje dat onderwijzeres wordt. Ze geeft les aan kinderen die in klompen naar school gaan en op kousenvoeten de klas in moeten. Er zijn ouders, die zelfs te arm zijn om die klompen voor hun kinderen te kopen. Kinderen uit achterstandswijken, waar geen geld is voor de was of zelfs maar een wasbeurt. Ze zijn er letterlijk te vies om te dicht bij in de buurt te komen. Dat wordt ook echt zo geschreven. Door wil er wel lief tegen doen, maar ze kan het niet. Onderwijzers die kinderen in elkaar slaan, om ze zo te straffen voor het feit dat ze gestolen hebben. Het zou niet moeten mogen, maar wordt getolereerd. Door gaat op kamers kamers wonen en moet haar eten koken in een hooikist.

Nergens komt een auto ter sprake. Door bereikt haar nieuwe woonplaats, waar ze onderwijzeres wordt, als bijrijdster op een boerenkar. Er is nergens telefoon. En al voor je twintigste ben je volwassen genoeg om alles zelf te kunnen. Tante Louise, achterin de zestig, die nu toch echt een oude vrouw wordt. Het zijn allemaal signalen uit die tijd. En als je dat dik tachtig jaar later leest, waan je je echt in een voorbije wereld. Misschien dachten ze in de jaren dertig al zo en moest Borrebach er daarom toen al een omslag voor maken. Modern, voor die tijd. Maar te modern voor het verhaal.

Clara Asscher-Pinkhof, geboren in 1896, is zelf onderwijzers geweest. Ze trouwde in 1919, toen ze al een paar jaar voor de klas stond. Volgens haar biografie heeft ze les gegeven in de Betuwe. Door wordt onderwijzeres in Duursen. Een plaats die niet bestaat, maar ze hebben er wel kersen. En ze praten er dialect. Ik kom zelf uit de buurt van de Betuwe en herkende de taal die de schrijfster de bewoners liet spreken. Het verhaal zou dus heel goed autobiografisch kunnen zijn. Door wil namelijk ook nog schrijfster worden.

Het verhaal mag dan uitgegeven zijn in 1929, het speelt zich zeker twintig jaar eerder af. Toen waren er amper auto's en telefoons. Werd er, zeker op het platteland, nog gekookt met hooikisten. Dat was in de jaren twintig nog niet zo lang geleden, maar in tien jaar later deed het ineens ouderwets aan.

Achterin het boek staat een lange lijst van titels, die in deze serie te verkrijgen zijn, elk met een korte samenvatting. Er zijn veel verschillende illustratoren bij vermeld. Borrebach staat er nog niet tussen. Zijn glorietijd bij Kluitman moest dus nog beginnen. Hij zou er meer dan veertig jaar zijn geld verdienen.

Door's Groeitijd is gratis als PDF te downloaden.

25 juli 2016

Eindspurt

Deze Witte Raven Pocket heb ik tweedehands gekocht in 1996. Veel uit deze reeks komt uit die tijd. Het is het begin van mijn verzameling geweest. Als student had ik niet veel te besteden. Boeken waren een luxe uitgave. De tweedehands exemplaren waren bij het antiquariaat toen al behoorlijk aan de prijs. Een paar jaar later zou ik de rommelmarkten gaan bezoeken. Toen kwam ik tot de ontdekking dat antiquariaten altijd veel te veel voor hun spullen vragen. Maar dat wist ik twintig jaar geleden nog niet.

Het enige wat daar toen te betalen was, waren de pockets. Voor een Witte Raven werd één gulden, of één vijftig gevraagd. Dat kon er nog wel af. Bovendien waren ze klein van formaat, dus gemakkelijk mee te nemen in de trein. Ik heb ze heel veel al direct na aanschaf gelezen.

Eindspurt is het eerste deel van drie verhalen over 'het klaverblad'. Vier vriendinnen uit Gorinchem, wat Mien van t Sant 'Gorcum' blijft noemen. Marion Korteweg, Greet Brouwer, Fan Nijland en Ingrid van Loon. Ze zitten in het laatste jaar van 'de Industrieschool', waar ze elke dag met de trein naar toe reizen. Hans Borrebach heeft Marion op het omslag gezet, en de man naast haar is Niek Brouwer, broer van Greet, met wie ze zich al snel verlooft.

Marion Korteweg heeft een vader en een moeder in het buitenland. Ze is een Indische Nederlander, net als Greet. De vader van Greet was tropenarts en is in Indië overleden. Zij is toen met moeder en broer terug naar Nederland gekomen. De vader van Marion woont nog steeds in wat nu Indonesië heet. Niet meer samen met haar moeder, want die kon de ontberingen van het land niet langer aan. Marion woont bij bekenden. Ze voelt zich eenzaam en trekt zich al heel snel op aan de familie Brouwer.

Het verhaal kent eigenlijk vier hoofdpersonen. Het perspectief wisselt nogal eens. Zo gaat het in eerste instantie vooral over Ingrid, die een zieke vader heeft. Vader Van Loon overlijdt, waardoor ze moeten verhuizen naar een bovenwoning. Moeder Van Loon neemt een handwerkzaak over, samen met zus Triens. Vader Van Loon was fabrieksdirecteur, maar liet de familie kennelijk niet genoeg na, om zorgeloos te kunnen leven.

Van de zorgen van Ingrid gaat het naar de zorgen van Marion en via haar en Greet belanden we bij Fan. Die eigenlijk Corrie heet, maar door een oom Fantasia is genoemd, naar het door Walt Disney vertaalde sprookje. Fan heeft de vader met het vele geld en de moeder met verbeelding. Fan moet zich gedragen en opzitten. Zo iemand komt bijna in elk meisjesboek wel voor.

Het verhaal eindigt met de verloving van Niek met Marion. Vader Brouwer, die even in Nederland is, kan er en passant nog even zijn toestemming voor geven. Van trouwen komt voorlopig nog niets. Marion moet nog naar school en Niek studeert. Wordt vervolgd dus. Ook al, omdat de andere drie dames nog niet aan de man zijn.

20 juli 2016

In glijvlucht naar het geluk / Op vleugels door de storm

West-Friesland gaf het uit in 1959. Als je het zo tussen al die andere West-Frieslanden in de kast ziet staan, zie je geen verschil. Ook een band in kunstleer en een omslag van Borrebach. Illustraties van dezelfde schrijver. In dit geval de tekst dus ook. En wanneer je gaat lezen, merk je meteen dat dit een ander soort verhaal is. 

De vader van Sylvia van Wezel is een graaf. Hij heeft een goede baan en is daarnaast bestuursvoorzitter van een kostschool ergens op de Veluwe. Een ouderwets, vervallen instituut, dat na de dood van de directrice op zoek moet naar een nieuw schoolhoofd. Dat wordt dus uiteindelijk Sylvia. Niet veel ouder dan een jaar of tweeëntwintig, met als enige ervaring een paar tijdelijke baantjes in het onderwijs. Ze veroudert haar uiterlijk iets en gaat vervolgens aan het moderniseren. De kostschool verandert drastisch. Geld is blijkbaar geen enkel probleem. 

Ze begint met de inrichting van haar eigen kantoor, daarna volgt het lesprogramma en ten slotte komt er zelfs een geheel nieuwe school te staan. En passant komt er nog een beste vriendin voorbij, en een paar huwelijkskandidaten. Vriendin Letty werkt voor een filmmaatschappij. Ze neemt zweefvliegles, haalt haar brevet en trouwt uiteindelijk met de zoon van de architect die haar kostschool gebouwd heeft. Die Felix junior is weer een broer van Eric, de vriend en collega van Letty.

Het is niet alleen toevallig, het is ook nog allemaal heel onwaarschijnlijk. En er zitten fouten in, bovendien. Sylvia heeft een broer, die Renée heet. Maar wanneer je het zó spelt, heeft ze een zus. Eén of twee keer wordt hij inderdaad als René aangeduid. Consequent is Borrebach in elk geval niet. Eric heet in het begin Drunnen, en later heten hij en Felix Drunen. Aanvankelijk zijn het helemaal geen broers van elkaar, ook. Afstanden met de auto worden in recordtempo afgelegd. Sylvia kan met haar neef in één ochtend vanuit de Veluwe naar Amsterdam én Eindhoven om haar noodzakelijke inkopen te doen. En dan heeft neef Karel nog een oude, aftandse auto ook. 

Bovendien is het verhaal, voor de tijd, waarin het werd uitgegeven, gewaagd. Want Sylvia en Felix bedrijven de liefde, tijdens een bezoekje aan de Brabantse Vennen. Er wordt naakt gezwommen. Dat wordt  niet met zoveel woorden gezegd, maar tussen de regels door blijkt dat uit alles. 'Help me onthouden dat ik de volgende keer wel mijn 'malliot de bain' meeneem.' zegt Sylvia bijvoorbeeld tegen Felix. Waarmee dan badpak wordt bedoeld. Er staan meer van die niet-bestaande woorden in, bedoeld om het allemaal nog luchtiger te maken.

Het is onbegrijpelijk, dat West-Friesland dat bijna zestig jaar geleden uit heeft gegeven. Alsof ze niet kritisch hebben gelezen. Dat hebben ze misschien ook niet. Want 'iets met Borrebach' was toen synoniem met 'iets dat goed verkocht'. En dus hebben ze het manuscript aangenomen. En gepubliceerd. 

De uitgave werd rond 1970 overgenomen door Candlelight, die het een nieuwe titel gaf en Borrebach om een nieuw omslag vroeg. Daarmee heeft het niets meer van het meisjesboek uit de jaren vijftig. Maar eigenlijk is het ook nooit een echt meisjesboek geweest. Wel iets bijzonders voor de verzameling.