De uitgave, eentje in de Elsevier Pockets reeks, is er een uit MCMLXI. 1961, als ik de Romeinse cijfers goed vertaal. En de titel slaat op een beroep, dat toen nog echt een beroep was.
Iets wat je kon doen na de HBS, Gymnasium of ULO. Waarvoor je, al was het nog op zo'n bescheiden manier, iets in het maatschappelijk verkeer moest doen, bovendien.
Dit staat beschreven in het eerste hoofdstuk: secretaresse worden.
De volgende hoofdstukken gaan over je werk, als je eenmaal secretaresse bent. Wat deed je zoal, in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw?
Telefoneren, telegraferen en telex, corresponderen, boekhouden, bezoek ontvangen, vergaderingen organiseren en reizen boeken. Voor elk van deze taken is een apart hoofdstuk gereserveerd.
Maar er staat ook iets in, over administratief technische hulpmiddelen. Hoe je een kaartenbak - samen met het losbladige boek niet meer weg te denken uit een kantoor - sorteert, bijvoorbeeld. En over waar zal ik het zoeken. In dat laatste hoofdstuk wordt de secretaresse aangeraden, toch vooral een privé kaartenbak aan te leggen, met daarin de belangrijkste, nuttigste dingen voor een goede bedrijfsvoering. Zo'n kaartenbak is samen met de termijnmap, termijnkaartsysteem en agenda het fundament van de secretaresse.
Er bestond nog geen Office, daarom moest elke brief getypt worden. En ondertekend, door de directeur. Daarom staat er iets in over tabellen typen, over het maken van een planbord en het al eerder besproken kaartsysteem.
Het moest allemaal nog zonder Outlook, Word, een printer, een fax, een mobieltje of een centrale. Ik had het best willen worden, secretaresse. Toen was het een verantwoordelijke functie. Als ik het lees, oogt het leuk. Dat is het nu, met al die techniek, al lang niet meer. Want laat die je eens niet in de steek, dan wordt deze wel misbruikt. E-mailen in plaats van een belletje. Of complete stress als het netwerk weer platligt en je niets meer kan. Want alles is geautomatiseerd, nu. De kaartenbak van vroeger kon niet crashen.